ECLI:NL:GHAMS:2001:AB1721
Gerechtshof Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- mr. Boersma
- Rechtspraak.nl
Vervallen van boete motorrijtuigenbelasting door gebrek aan verwijtbaarheid
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 17 mei 2001 uitspraak gedaan in een geschil over een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting en de daarbij opgelegde boete. De belanghebbende, geboren in 1936, had op 12 juli 2000 beroep ingesteld tegen de uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst, die op 29 juni 2000 een naheffingsaanslag had opgelegd wegens het te weinig betalen van motorrijtuigenbelasting. De belanghebbende stelde dat hij zijn auto op reguliere wijze op zijn naam had gezet en dat het tarief voor een personenauto gold, niet dat voor een bestelauto. De inspecteur concludeerde in zijn verweerschrift tot bevestiging van de uitspraak.
Tijdens de zitting op 11 april 2001 heeft de gemachtigde van de belanghebbende verklaard dat de auto, een Toyota Lite Ace Commercial Diesel, niet als bestelauto kon worden aangemerkt. De inspecteur had op basis van een waarneming geconcludeerd dat de auto niet voldeed aan de criteria voor een bestelauto. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende geen verwijt kon worden gemaakt, aangezien hij de auto correct had geregistreerd en er geen wijzigingen waren die een aanpassing van het kentekenbewijs vereisten. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond voor wat betreft de belasting, maar gegrond voor de boete, die werd vernietigd.
De uitspraak bevatte ook bepalingen over de proceskosten, waarbij de inspecteur werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de belanghebbende. Het Hof heeft de mogelijkheid van cassatie bij de Hoge Raad toegelicht, inclusief de vereisten voor het indienen van een beroepschrift. De uitspraak is gedaan door mr. Boersma, in tegenwoordigheid van de griffier Wessel.