ECLI:NL:GHAMS:2001:AB2757

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 juli 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00/1150
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Mr. Van Loon
  • Mr. Van de Merwe
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot kostenveroordeling na intrekking van beroep in belastingzaak

In deze zaak heeft de belanghebbende, X BV, verzocht om de gemeente A te veroordelen in de kosten die zij heeft moeten maken in verband met een ingetrokken beroep. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van de inspecteur gemeentelijke belastingen van de gemeente A, die op 8 februari 2000 was gedateerd en betrekking had op een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 1999. De belanghebbende had op 17 maart 2000 een beroepschrift ingediend, maar trok dit in op 4 april 2001, zonder dat de gemeente A tegemoet was gekomen aan haar bezwaren. De wet, specifiek artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, biedt echter geen ruimte voor een kostenveroordeling in dit geval, omdat er geen sprake was van een tegemoetkoming door het bestuursorgaan. Het Hof heeft het verzoek van de belanghebbende om de gemeente A te veroordelen in de proceskosten afgewezen, omdat de wettelijke voorwaarden voor een dergelijke veroordeling niet waren vervuld. De uitspraak is op 4 juli 2001 vastgesteld door mr. Van Loon, in tegenwoordigheid van mr. Van de Merwe als griffier, en is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Veertiende Enkelvoudige Belastingkamer
UITSPRAAK
op het verzoek van X BV te Z, belanghebbende, om de gemeente A te veroordelen in de kosten die zij redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van haar na te melden beroep.
1. Loop van het geding
Van belanghebbende is ter griffie een beroepschrift ontvangen op 17 maart 2000, ingediend door B (C) als gemachtigde.
Het beroep is gericht tegen de uitspraak van de inspecteur gemeentelijke belastingen van de gemeente A, verweerder, gedagtekend 8 februari 2000, betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 1999 ter zake van de onroerende zaak A-straat 1 te A.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
Met toestemming van het Hof heeft belanghebbende een conclusie van repliek ingediend. Verweerder heeft een conclusie van dupliek ingezonden.
Bij brief van 4 april 2001 heeft belanghebbende haar beroepschrift ingetrokken, zonder dat verweerder geheel of gedeeltelijk aan haar bezwaren was tegemoetgekomen. Daarbij heeft zij verzocht verweerder te veroordelen in de kosten die zij heeft moeten maken in verband met het beroep.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en concludeert tot ongegrondverklaring van belanghebbendes verzoek. Daarbij heeft hij toestemming gegeven het onderzoek ter zitting achterwege te laten.
Bij brief van 29 mei 2001 heeft belanghebbende toestemming gegeven het onderzoek ter zitting achterwege te laten.
2. Beoordeling van het verzoek
Belanghebbende heeft het Hof verzocht de gemeente A te veroordelen in de kosten die zij heeft moeten maken in verband met het thans ingetrokken beroep. De wet bepaalt evenwel dat voor een dergelijke veroordeling slechts plaats is in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen (artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht). Nu uit de stukken blijkt dat deze situatie zich niet voordoet, dient het verzoek van belanghebbende om de gemeente A te veroordelen in de proceskosten te worden afgewezen.
3. Beslissing
Het Hof wijst het verzoek af.
De uitspraak is vastgesteld op 4 juli 2001 door mr. Van Loon, in tegenwoordigheid van mr. Van de Merwe als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.
Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).
2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.