ECLI:NL:GHAMS:2001:AD3586

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 augustus 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00/2881
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Onnes
  • mr. Van de Merwe
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhuiskosten als aftrekbare kosten voor een musicoloog en musicus

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 24 augustus 2001, ging het om de vraag of de verhuiskosten van een musicoloog en musicus aftrekbaar zijn voor de inkomstenbelasting. De belanghebbende, die in 1997 verhuisde van een driekamerwoning naar een twee-onder-een-kap-woning, stelde dat de verhuizing noodzakelijk was vanwege de uitbreiding van haar muziekcollectie en de geluidsoverlast die zij in de oude woning ervoer. De inspecteur van de Belastingdienst betwistte dit en stelde dat de verhuizing voornamelijk door privé-omstandigheden was ingegeven, zoals de geboorte van haar kinderen.

Het Hof oordeelde dat de belanghebbende aannemelijk had gemaakt dat haar dienstbetrekking haar noopte tot de verhuizing. Het Hof erkende dat de werkruimte in de oude woning te klein was geworden en dat de nieuwe woning meer ruimte bood voor haar werkzaamheden als musicoloog en musicus. De geluidsoverlast in de oude woning was een belangrijk argument voor de verhuizing, en het Hof concludeerde dat de kosten van de verhuizing derhalve als aftrekbare kosten moesten worden beschouwd.

Daarnaast oordeelde het Hof dat de Belastingdienst onrechtmatig had gehandeld door de aanslag in de bezwaarfase te handhaven, wat leidde tot een veroordeling van de inspecteur in de proceskosten van de belanghebbende. Het Hof stelde dat de belanghebbende recht had op vergoeding van haar gemaakte kosten van rechtsbijstand in de bezwaarfase, en dat het onderzoek heropend zou worden om de omvang van deze kosten vast te stellen. De proceskostenvergoeding werd vastgesteld op ƒ 350, inclusief reiskosten en verletkosten.

De uitspraak benadrukt het belang van de omstandigheden waaronder een verhuizing plaatsvindt en hoe deze van invloed kunnen zijn op de aftrekbaarheid van verhuiskosten voor belastingdoeleinden. Het Hof heeft de beslissing op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken, en belanghebbende werd in de gelegenheid gesteld om haar kosten van rechtsbijstand op te geven.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Twaalfde Enkelvoudige Belastingkamer
PROCES-VERBAAL
van de mondelinge uitspraak in het beroep van X te Z, belanghebbende,
tegen
een uitspraak van het hoofd van de Belastingdienst P, de inspecteur, gedagtekend 27 juni 2000, betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 1997.
Het beroep is behandeld ter zitting van 17 augustus 2001.
Beslissing
Het Hof:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden uitspraak;
- vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ a;
- gelast de Staat het gestorte griffierecht ad ƒ 60 aan belanghebbende te vergoeden;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een beloop van ƒ 350 en wijst de Staat aan dit bedrag aan belanghebbende te voldoen; en
- houdt de beslissing op het verzoek om vergoeding van de in de bezwaarfase in redelijkheid gemaakte kosten aan en stelt belanghebbende in de gelegenheid binnen drie weken na de toezending aan partijen van deze uitspraak aan het Hof opgave te doen van de door haar gemaakte kosten van rechtsbijstand in de bezwaarfase.
Gronden
1. Belanghebbende, geboren in x en ongehuwd, heeft twee kinderen, geboren op … 1997 en … 1998. Zij is in het onderhavige jaar als musicologe en musicus in dienst van D te E en van F te G. Tot haar werkzaamheden behoren het produceren, programmeren en samenstellen van radioprogramma's op het gebied van klassieke muziek en een eigen concertpraktijk. Zij beschikt daarvoor over enige duizenden CD's en grammofoonplaten, geluidsband- en video-opnamen, bladmuziek, documentatie (o.a. interviews, tijdschriften, een encyclopedie), instrumenten (een piano, een keyboard, vier à vijf accordeons) en een faxapparaat. Door uitbreiding van de collectie neemt de daarvoor benodigde ruimte steeds toe.
2. Belanghebbende is in 1997 verhuisd van een driekamerwoning aan de a-straat 1 te H (hierna: de oude woning) naar een twee-onder-een-kap-woning met zes kamers aan de b-straat 2 te I (hierna: de nieuwe woning). In de oude woning had belanghebbende de beschikking over een huiskamer, een kelder, een slaapkamer en een werkkamer, waar sinds 1997 ook haar dochter sliep. In de nieuwe woning heeft belanghebbende de beschikking over een huiskamer, twee slaapkamers (een voor zichzelf en een voor de beide kinderen) en drie werkkamers.
3. In geschil is of de kosten van de verhuizing tot de aftrekbare kosten behoren. De inspecteur stelt dat de verhuizing van belanghebbende werd ingegeven door privé-omstandigheden. Hij wijst er daarbij op dat belanghebbende kinderen heeft gekregen en dat belanghebbende ook in de oude woning over een werkkamer beschikte. Voorts stelt hij dat de nieuwe woning een betere woning was dan de oude.
4. Belanghebbende stelt daartegenover dat de werkruimte in de oude woning ook zonder gezinsuitbreiding te klein was geworden, dat zij instrumenten en vakliteratuur buiten haar woning had opgeslagen, dat haar muziekbeoefening in de oude woning ernstige geluidsoverlast voor de buren en haar kind veroorzaakte, dat dit in de nieuwe woning niet het geval is en dat zij niet eerder is verhuisd omdat zij gehecht was aan de omgeving van de oude woning. Voorts stelt belanghebbende dat zij al had besloten tot de verhuizing en de nieuwe woning had aangekocht voor zij wist dat zij een tweede kind zou krijgen. Belanghebbende stelt ook dat zij met een kind in de oude woning had kunnen blijven wonen, indien zij geen werkruimte thuis nodig zou hebben gehad, en dat zij inmiddels zoveel werkruimte nodig had dat ook zonder kinderen de oude woning te klein was geworden.
5. Niet in geschil is dat belanghebbende voor de uitoefening van haar werkzaamheden de beschikking moet hebben over een werkruimte in haar woning. Het Hof acht aannemelijk dat belanghebbende daarbij gebruik maakt van documentatie en geluidsdragers en dat het daarom praktisch is als deze in haar woning beschikbaar zijn. Voorts acht het Hof aannemelijk dat de verzameling van belanghebbende in de loop der jaren in omvang toeneemt, waardoor de benodigde opslagruimte steeds groter wordt. Het Hof acht evenzeer aannemelijk dat belanghebbende thuis musiceert op accordeon, piano en keyboard, onder meer om haar vaardigheden op peil te houden en ter voorbereiding op te geven concerten. Ook acht het Hof aannemelijk dat in de oude woning dit musiceren in het buurhuis hoorbaar was, dat dit door de buren als storende geluidsoverlast kon worden ervaren en dat belanghebbende zich door deze geluidsoverlast (steeds meer) beperkt voelde in haar mogelijkheden om te musiceren. In de nieuwe woning heeft belanghebbende de beschikking over meer opslagruimte (drie werkkamers) en over een werkkamer die niet aan een buurhuis grenst, waardoor zij de mogelijkheid heeft te musiceren zonder geluidsoverlast te veroorzaken. Op grond van deze omstandigheden - elk op zich en in samenhang bezien - acht het Hof aannemelijk dat de dienstbetrekking belanghebbende noopte tot de verhuizing. De kosten van de verhuizing behoren mitsdien tot de aftrekbare kosten. Dat belanghebbende zich bij de keuze van de nieuwe woning - mogelijk - mede heeft laten leiden door persoonlijke motieven, doet daaraan niet af (HR 25 maart 1998, nr. 33.111, BNB 1998/167).
6. Niet in geschil is dat indien de verhuiskosten tot de aftrekbare kosten behoren, een bedrag van ƒ j aftrekbaar is. Het belastbare inkomen dient derhalve te worden vastgesteld op (ƒ k - ƒ j =) ƒ a.
Schadevergoeding
Indien de Belastingdienst een besluit neemt en handhaaft dat naderhand door de rechter wordt vernietigd, begaat de Belastingdienst een onrechtmatige daad jegens de belastingplichtige. Ook indien de Belastingdienst geen verwijt treft, moet worden aangenomen dat deze onrechtmatige daad voor rekening van de Belastingdienst komt, behoudens ingeval zich bijzondere omstandigheden voordoen. Het Hof is van oordeel dat de Belastingdienst door de aanslag in de bezwaarfase te handhaven een onrechtmatige daad jegens belanghebbende heeft begaan die voor rekening van de Belastingdienst komt. Een bijzondere omstandigheid als hiervoor bedoeld, is gesteld noch gebleken. Naar het oordeel van het Hof is het inroepen van de rechtsbijstand in de bezwaarfase door belanghebbende in redelijkheid geschied. Het Hof acht mitsdien termen aanwezig voor een veroordeling van de inspecteur in de kosten van rechtsbijstand in de bezwaarfase.
Nu door belanghebbende met betrekking tot de omvang van deze kosten niets is gesteld, is het Hof voorshands niet in staat die omvang vast te stellen. Ter voorbereiding van een nadere uitspraak hierover zal het Hof het onderzoek heropenen en belanghebbende in de gelegenheid stellen binnen drie weken na de toezending aan partijen van deze uitspraak een opgave in te dienen van de door haar gemaakte kosten van rechtsbijstand in de bezwaarfase.
Proceskosten
Het Hof acht termen aanwezig voor een veroordeling van de inspecteur in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Belanghebbende verzoekt vergoeding van reiskosten en verletkosten in verband met het bijwonen van een zitting te Amsterdam. Voor vergoeding komen in aanmerking de reiskosten per openbaar vervoer, niet zijnde taxi, laagste klasse. Het Hof begroot die kosten op ¦ 30. De verletkosten begroot het Hof op 4 uur à ƒ 80, ofwel ƒ 320. De proceskostenvergoeding bedraagt derhalve (ƒ 30 + ƒ 320 =) ƒ 350.
De uitspraak is gedaan op 24 augustus 2001 door mr. Onnes, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Van de Merwe als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal door het lid van de belastingkamer en de griffier ondertekend.
Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm.
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak is een griffierecht verschuldigd. Na het verzoek tot vervanging ontvangt U van de griffier een nota griffierecht.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het Gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.