Eerste Enkelvoudige Belastingkamer
van de mondelinge uitspraak in het beroep van X te Z, belanghebbende,
de uitspraak van de directeur van de Dienst Stadstoezicht van de gemeente Amsterdam, ver-weerder, gedagtekend 9 juni 2000, betreffende de ten name van belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen, gedagtekend 14 maart 2000, met nummer (…) en de ten name van belanghebbende genomen beschikking kosten wielklem, gedagtekend 15 maart 2000, nummer (…).
Het beroep is behandeld ter zitting van 22 augustus 2001.
Het Hof verklaart het beroep ongegrond.
1. Op dinsdag 14 maart 2000 om circa 21.27 uur stond belanghebbendes auto, een Volkswa-gen met kenteken (…) (hierna: de auto), geparkeerd aan de a-straat nabij perceelnummer 13 te Amsterdam, zonder dat voor het aldaar op dat tijdstip parkeren parkeerbelasting was betaald. Ter zake van dat feit is de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd en is de onderhavige be-schikking genomen.
2. Ingevolge de Verordening Parkeerbelastingen 1999 van de gemeente Amsterdam gold op 14 maart 2000 op de onder 1. genoemde plaats 'betaald parkeren' tot 23.00 uur. Dat is als volgt aangegeven op de parkeerapparatuur ter plaatse:
MAANDAG T/M ZATERDAG
9:00-19:00 5,- per uur
MAANDAG T/M ZATERDAG
19:00-23:00 3,- per uur
ZONDAG
9:00-19:00 3,- per uur
3. In geschil is of de onderhavige naheffingsaanslag terecht is opgelegd en of de onderhavige beschikking terecht is genomen.
4. Belanghebbende heeft gesteld dat de instructie (zie 2.) onduidelijk is geformuleerd, voor verkeerde interpretatie vatbaar is en verwarrend is. Hij heeft gesteld dat hij bereid was om parkeerbelasting te betalen, dat hij -samen met iemand anders- de instructie heeft gelezen om te bepalen of hij wel of geen parkeerbelasting verschuldigd was, dat hij tot de conclusie kwam dat hij geen parkeerbelasting hoefde te betalen en dat het er niet om gaat of de instructie goed is, maar of deze verbeterd kan worden. Belanghebbende heeft een suggestie gedaan voor een -in zijn ogen- betere instructie, inhoudende het vervallen van de derde regel van de instructie.
5. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat hij zowel de instructie op de parkeerapparatuur als de suggestie van belanghebbende goed vindt.
6. Het Hof is van oordeel dat de tekst op de parkeerapparatuur (zie 2.) voldoende duidelijk is om te kunnen bepalen of op enig moment wel of geen parkeerbelasting verschuldigd is. Be-langhebbende had uit die tekst moeten en kunnen begrijpen dat hij op de onder 1. genoemde plaats op het onder 1. genoemde tijdstip parkeerbelasting verschuldigd was. Het risico voor de verkeerde interpretatie van de tekst, inhoudende dat de eerste twee regels van de instructie de volgende twee regels onbegrijpelijk maken dan wel uitsluiten, is voor belanghebbende. Het gelijk is aan verweerder.
7. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling van een partij in de proceskos-ten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
De uitspraak is gedaan op 5 september 2001 door mr. Dutmer, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Van Schaik als griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken. Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, door het lid van de belasting-kamer en de griffier ondertekend.
Het lid van de belastingkamer heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm.
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak is een griffierecht verschuldigd. Na het verzoek tot vervanging ontvangt U van de griffier een nota griffierecht.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onder-werpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor be-roep in cassatie verschuldigde recht.