ECLI:NL:GHAMS:2001:AD7686

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 december 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01/144
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. Schaap
  • J. van Loon
  • P. van Maanen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de lokale lastenvermindering door de gemeente Breukelen en de toepassing van beleidsvrijheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 2 december 2001 uitspraak gedaan over de lokale lastenvermindering, ook wel bekend als de 'Zalmsnip', die door de gemeente Breukelen wordt toegepast. De belanghebbende, die in 1998 geen ingezetene van de gemeente was, heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag afvalstoffenheffing voor dat jaar, waarin de lokale lastenvermindering niet was verdisconteerd. De gemeente had in 1998 besloten om de lokale lastenvermindering te verrekenen met de aanslag, maar alleen voor ingezetenen. De belanghebbende stelde dat hij recht had op deze vermindering, ook al had hij niet tijdig bezwaar gemaakt tegen de aanslag.

Het Hof oordeelde dat de belanghebbende niet-ontvankelijk was in zijn bezwaar voor het belastingjaar 1998, omdat hij de termijn voor bezwaar had overschreden en deze overschrijding niet verschoonbaar was. Het Hof concludeerde dat de tekst op het aanslagbiljet duidelijk was en dat de belanghebbende had moeten begrijpen dat de vermindering alleen gold voor ingezetenen. Voor het belastingjaar 2000 was de situatie anders, omdat de gemeente had besloten om de lokale lastenvermindering te beperken tot f. 75,-. Het Hof bevestigde dat de gemeente gebruik mocht maken van de beleidsvrijheid die de Gemeentewet biedt, en dat de gekozen regeling voor de lokale lastenvermindering binnen de bedoeling van de wetgever viel.

De uitspraak van het Hof leidde tot de conclusie dat het beroep van de belanghebbende voor het belastingjaar 1998 gegrond was, maar dat hij niet-ontvankelijk was in zijn bezwaar. Voor het belastingjaar 2000 werd het beroep ongegrond verklaard. De gemeente werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de belanghebbende en moest het betaalde griffierecht vergoeden. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor belastingplichtigen om tijdig bezwaar te maken en de voorwaarden waaronder gemeenten beleidsvrijheid kunnen uitoefenen in belastingzaken.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Vierde Meervoudige Belastingkamer
UITSPRAAK
op het beroep van X te Z, belanghebbende,
tegen
een uitspraak van het Hoofd van de afdeling Financiën van de gemeente Breukelen, verweerder.
1. Loop van het geding
Van belanghebbende is ter griffie een beroepschrift ontvangen op 8 januari 2001, en een aanvulling daarop op 17 januari 2001. Het beroep is gericht tegen de uitspraak van verweerder, gedagtekend 6 december 2000, betreffende het verzoek van belanghebbende tot uitbetaling.van de "Zalmsnip" over de jaren 1998 en 2000. In de bestreden uitspraak heeft verweerder uitbetaling over het jaar 1998 geweigerd, en gesteld over het jaar 2000 aan het verzoek te hebben voldaan. Het beroep strekt ertoe dat het Hof de gemeente zal opdragen aan belanghebbende de Zalmsnip over het jaar 1998 uit te keren, alsmede f. 25,- over het jaar 2000. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak.
Ter zitting van 27 september 2001 zijn beide partijen verschenen. Bij die gelegenheid heeft verweerder -buiten bezwaar van belanghebbende- een voorbeeld overgelegd van een aanslagbiljet afvalstoffenheffing 1998, alsmede de Afvalstoffenverordening Breukelen 1996.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. In het voorjaar van 1998 hebben B&W van de gemeente Breukelen besloten om in het belastingjaar 1998 de zgn Zalmsnip (hierna: de lokale lastenvermindering) te verrekenen met de aanslag Afvalstoffenheffing.
2.2. Bij aanslagbiljet, gedagtekend 29 april 1998, is belanghebbende terzake van afvalstoffenheffing, belastingjaar 1998, aangeslagen voor f. 174,50.
2.3. Onder het bedrag van de aanslag staat een printregel met de volgende tekst:
"Bedrag afvalstoffenheffing is, voor ingezetenen van de Gemeente Breukelen, inclusief f 100,- vermindering lokale lasten".
2.4. Belanghebbende was in 1998 geen ingezetene van de gemeente Breukelen.
2.5. In de aanslag (2.2) was de lokale lastenvermindering niet verdisconteerd.
2.6. Aan de voet van het aanslagbiljet (2.2) staat de voorgedrukte tekst:
"Bezwaren schriftelijk in te dienen bij: Het Hoofd van de afdeling Financiën. Zie voor toelichting achterkant".
2.7. Op de achterkant is een rechtsmiddelverwijzing afgedrukt, die voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt.
2.8. In zijn vergadering van 21 december 1999 heeft de raad van de gemeente Breukelen besloten tot wijziging van een aantal belastingverordeningen. Daarbij is mede bepaald dat voor het jaar 2000 een lokale lastenvermindering zal worden toegekend van f 75,- per huishouden.
2.9. Bij aanslagbiljet, gedagtekend 31 maart 2000, is belanghebbende terzake van diverse gemeentelijke belastingen aangeslagen voor een totaalbedrag van f. 528,50.
2.10. Bij brief van 5 april 2000 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, omdat daarin de "lastenverlichting" niet zou zijn toegepast. In diezelfde brief schrijft belanghebbende verder:
"Wanneer u met mij van mening bent dat ik rechthebbende ben op de lastenverlichting, dan vraag ik u mij deze lastenverlichting ook toe te kennen over de inmiddels verstreken belastingjaren".
2.11. Verdere correspondentie heeft ertoe geleid dat de gemeente aan belanghebbende f 75,- heeft uitbetaald terzake van lokale lastenvermindering over het belastingjaar 2000, en vervolgens f 100,- over het belastingjaar 1999.
2.12. Bij brief van 6 december 2000 schreef het Hoofd van de afdeling Financiën van de gemeente Breukelen aan belanghebbende onder meer:
"(…..Het is) de bestendige gedragslijn van de gemeente Breukelen om bij terug betaling van gemeentelijke belastingen niet verder terug te gaan dan 1 jaar voor het huidige belastingjaar. Ter uitvoering van deze gedragslijn is aan u over de belastingjaren 1999 en 2000 de "Snip van Zalm" uitgekeerd en komt u niet in aanmerking van uitbetaling over het jaar 1998."
De brief besluit met een rechtsmiddelverwijzing.
3. Geschil
Het geschil betreft
(1) de vraag of de gemeente gehouden is alsnog te voldoen aan het verzoek van belanghebbende om hem de lokale lastenvermindering over het jaar 1998 uit te betalen;
(2) de vraag of de gemeente gerechtigd is de lokale lastenverlichting over het jaar 2000 te beperken tot f. 75,-.
4. Standpunten van partijen
De standpunten van partijen blijken uit beroep- resp. verweerschrift. Ter zitting is daaraan het volgende toegevoegd:
door belanghebbende
Inderdaad heb ik niet binnen de termijn bezwaar gemaakt tegen de aanslag 1998. Door voortschrijdend inzicht ben ik in 2000 tot de conclusie gekomen dat mij ten onrechte geen Zalmsnip wordt uitgekeerd. Maar de gemeente had mij de Zalmsnip over 1998 niettemin alsnog uitgekeerd, als ik dat binnen twee jaar had gevraagd. Ik wijs op de uitspraak van Hof Leeuwarden van 23 maart 2001, waaruit m.i. blijkt dat de gemeente met ingang van 2000 slechts beleidsvrijheid heeft voor wat betreft de wijze van uitbetaling van de Zalmsnip, niet terzake van de hoogte van het bedrag.
door verweerder
Als belanghebbende tijdig om de Zalmsnip 1998 had gevraagd, had hij die gekregen. Het college van B & W heeft besloten om voor niet-ingezetenen de Zalmsnip niet te verrekenen met de aanslag. Voor hen geldt een piepsysteem. Deze handelwijze is voorgelegd aan de provincie, die het niet heeft afgewezen. Als er gepiept wordt, keren wij echter alleen uit over het lopende jaar en het jaar daarvoor. Dat is de bestendige gedragslijn. Over het jaar 2000 volgt de gemeente het "Leidse model": er wordt f. 75,- verrekend met de aanslag, f. 25,- gaat naar het "minima-fonds". Ieder die kwijtschelding lokale heffingen krijgt, ontvangt f. 25,- uit dat fonds.
5. Beoordeling van het geschil
belastingjaar 1998
5.1. Het Hof is van oordeel dat belanghebbende met zijn brief van 5 april 2000 mede beoogde bezwaar te maken tegen de hem opgelegde aanslag voor het jaar 1998.
5.2. Belanghebbende is niet-ontvankelijk in zijn bezwaar, omdat de (evidente) termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. Anders dan belanghebbende, die de printregel op het aanslagbiljet (2.3) "cryptisch" noemt, is het Hof van oordeel dat belanghebbende uit de tekst heeft moeten begrijpen dat de gemeente de vermindering slechts toekende aan ingezetenen. Op grond van het onderzoek ter zitting heeft het Hof voorts de overtuiging bekomen dat belanghebbende in 1998 bekend was met de betekenis van de term "ingezetene".
5.3. Voorzover de brief van belanghebbende van 5 april 2000 moet worden opgevat als een verzoek om hem de op die aanslag (materieel) teveel betaalde belasting terug te betalen, was belanghebbende (veronderstellenderwijze aangenomen dat in de loop van de verdere correspondentie (2.11) reeds afwijzend op zijn verzoek was beschikt) slechts ontvankelijk in zijn bezwaar indien die afwijzende beschikking ingevolge enige bepaling van de belastingwet vatbaar voor bezwaar zou zijn (art. 23 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, hierna: AWR). Daarvan is niet gebleken. Opmerking verdient nog dat art. 242, lid 3, van de Gemeentewet niet toepasselijk is, reeds niet omdat van een "aanspraak (..) op (..) vermindering (..) of teruggaaf" in de zin van lid 1 van dat artikel geen sprake is indien de aanslag van meet af aan te hoog was.
5.4. Voorzover de brief van belanghebbende van 5 april 2000 moet worden opgevat als een aanmaning tot uitbetaling van de Zalmsnip, die geen (onderdeel van een) gemeentelijke belasting zou zijn, is het Hof niet bevoegd tot kennisneming van het beroep, omdat verweerder in dat geval de uitspraak op bezwaar niet heeft gedaan in zijn hoedanigheid van - kort gezegd - quasi-inspecteur (art. 26 AWR jo art. 231 Gemeentewet).
5.5. De slotsom luidt dat het beroep niet kan leiden tot toekenning aan belanghebbende van lokale lastenvermindering over het belastingjaar 1998.
belastingjaar 2000
5.6 Het Hof wil ervan uitgaan dat verweerder eerst in zijn brief van 6 december 2000 (2.12) definitief heeft beslist op belanghebbendes bezwaar (2.10), met gevolg dat belanghebbende in zijn beroep kan worden ontvangen.
5.7 In de onderhavige zaak is (met betrekking tot het belastingjaar 2000) niet (langer) aan de orde wat wél aan de orde was in de door belanghebbende genoemde uitspraak van Hof Leeuwarden (Belastingblad 2001, blz 845), t.w. de vraag of de gemeente de sedert 1 januari 2000 in art. 229d Gemeentewet geboden beleidsvrijheid mag benutten om de lokale lastenvermindering te onthouden aan belastingplichtigen die geen ingezetene zijn. Aan de orde is nog slechts of de gemeente die beleidsvrijheid mag benutten om - zoals de gemeente Breukelen doet - de belastingvermindering te stellen op f 75,-, en het méér van het Rijk ontvangene te storten in het zgn. minimafonds. Het Hof beantwoordt laatstgenoemde vraag bevestigend, onder verwijzing naar de navolgende passage uit Kamerstukken I, 1999-2000, 26 412 nr 4a, blz 2:
"Het model waarbij f. 75,- wordt uitgekeerd aan ieder gezinshuishouden en de overige gelden worden ingezet voor gericht minimabeleid, valt volgens de regering nog net binnen de bedoeling van de wetgever."
5.8 Het beroep is dus ongegrond voorzover het zich keert tegen verweerders uitspraak met betrekking tot het belastingjaar 2000.
6. Proceskosten
Nu de bestreden uitspraak gedeeltelijk wordt vernietigd acht het Hof termen aanwezig verweerder te veroordelen in de proceskosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Het Hof begroot deze op f. 35,- aan reiskosten terzake van het bijwonen van de zitting.
7. Beslissing
Het Hof:
1. voorzover de bestreden uitspraak betrekking heeft op het jaar 1998:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak van verweerder;
- verklaart belanghebbende niet-ontvankelijk in zijn bezwaar.
2. voorzover de bestreden uitspraak betrekking heeft op het jaar 2000:
- verklaart het beroep ongegrond.
3. met betrekking tot de kosten:
- veroordeelt verweerder tot vergoeding van de kosten van belanghebbende, begroot op f. 35,-, en wijst de gemeente Breukelen aan dit bedrag aan belanghebbende te voldoen;
- gelast de gemeente Breukelen het betaalde griffierecht ad f. 60,- aan belanghebbende te vergoeden.
De uitspraak is vastgesteld op 2 november 2001 door mrs. Schaap, Van Loon en Van Maanen, in tegenwoordigheid van mr. Van de Merwe als griffier. De beslissing is op die datum in het openbaar uitgesproken.
Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van deze uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).
2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.