arrestnummer
rolnummer 23-002180-00
datum uitspraak 18 oktober 2001
tegenspraak
Verkort arrest van het gerechtshof te Amsterdam
gewezen op het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Alkmaar van 10 juli 2000 in de strafzaak onder parketnummer 14/010291-99 tegen
[verdachte],
geboren op Curaçao (Nederlandse Antillen) 1966,
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring "De Compagnie en Zwaag" te Zwaag.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 17 mei 2000 en 26 juni 2000 en in hoger beroep van 7 juni 2001, 27 augustus 2001 en 4 oktober 2001.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van de dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd. De inhoud daarvan wordt hier overgenomen.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het zich daarmee niet geheel verenigt.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 3 primair en 4 primair, subsidiair en meer subsidiair is tenlastegelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van het hof is wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair, 2 en 3 subsidiair is tenlastegelegd, met dien verstande dat
1. hij in de periode van 1 januari 1999 tot en met 26 mei 1999 te Hoorn (NH) en elders in Nederland en in België en op Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen 18 kilo en 652 gram cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, als volgt heeft gehandeld:
- verdachte heeft een of meer drugskoerier(s) aangezocht en verdachte heeft een of meer van die drugskoerier(s) een beloning in het vooruitzicht gesteld en verdachte en/of een of meer van diens mededader(s) heeft/hebben geheel of gedeeltelijk de reis- en verblijfkosten (ten behoeve van de vlucht en de retourvlucht België - Curaçao en verblijf op Curaçao) van die drugskoerier(s) gefinancierd en verdachte heeft de reisbescheiden en reserveringen (voor de vlucht en retourvlucht België - Curaçao en verblijf op Curaçao) van die drugskoerier(s) verzorgd en verdachte heeft twee van die drugskoeriers naar een luchthaven in België (voor een vlucht naar Curaçao) gebracht en verdachte en een of meer van diens mededader(s) hebben geheel of gedeeltelijk de aankoop van voornoemde drugs gefinancierd en verdachte en/of een of meer van diens mededader(s) heeft/hebben ten behoeve van het drugstransport telefonisch contact onderhouden met een van die drugskoeriers en een of meer andere mededader(s) op Curaçao heeft/hebben te Curaçao koffers van die drugskoeriers van voornoemde drugs voorzien en die drugskoeriers van voornoemde drugs voorzien en die drugskoeriers hebben die koffers met voornoemde drugs voor de terugvlucht ingecheckt als bagage.
2. hij op 16 november 1999 in de gemeente Hoorn (NH) opzettelijk aanwezig heeft gehad 6,3 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
3. hij in de periode van 10 april 1998 tot en met 16 november 1999 in de gemeente Hoorn een fax (merk: Canon, type: B100) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die fax wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen onder 1 primair, 2 en 3 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van poging tot opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid, onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 3 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot invoer binnen Nederland van een grote hoeveelheid cocaïne. Hij heeft hiertoe koeriers geronseld en voor hen de reis- en verblijfkosten naar en op Curaçao gefinancierd. Tevens heeft hij telefonisch contact onderhouden met één van de koeriers op Curaçao. Slechts de omstandigheid dat het drugstransport door de douane op Curaçao is onderschept, heeft voorkomen dat de cocaïne daadwerkelijk is ingevoerd.
Gelet op de hoeveelheid was de cocaïne bestemd voor verdere verspreiding onder dealers en verslaafden.
Tevens heeft verdachte een hoeveelheid van deze stof in zijn woning voorhanden gehad.
Harddrugs vormen een ernstig gevaar voor de volksgezondheid en het gebruik ervan is ook bezwarend voor de samenleving onder meer vanwege de met de verkrijging gepaard gaande door verslaafden gepleegde criminaliteit.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan opzetheling. Dit is een ergerlijk feit waardoor hij meewerkt aan de instandhouding van gepleegde criminaliteit.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 3 april 2001 is verdachte eerder terzake van het plegen van strafbare feiten veroordeeld.
De advocaat-generaal heeft terzake van alle tenlastegelegde feiten in navolging van de rechtbank een gevangenisstraf van 5 jaren gevorderd.
Mede in aanmerking genomen de grote hoeveelheid cocaïne en de omstandigheid dat verdachte kennelijk heeft gehandeld uit financieel gewin, acht het hof - ondanks de omstandigheid dat de verdachte wordt vrijgesproken van het onder 4 tenlastegelegde - niettemin oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren passend en geboden.
Ad informandum gevoegde zaak
Bij de bepaling van de hoogte van de op te leggen straf heeft het hof rekening gehouden met de op de inleidende dagvaarding vermeld staande ad informandum gevoegde zaak met parketnummer 14/020494-99, welk feit door de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep is erkend en waarvan het openbaar ministerie door vermelding ervan op de dagvaarding te kennen heeft gegeven dit feit gelijktijdig met de ten laste gelegde feiten ter terechtzitting aan de orde te willen stellen.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straffen zijn gegrond op de artikelen 45, 47, 57 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 3 primair en 4 tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 subsidiair tenlastegelegde feiten, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair, 2 en 3 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van VIJF JAREN.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Gelast de teruggave aan de verdachte van:
- een holster,
- 4 briefjes met aantekeningen,
- 2 visitekaartjes,
- 1 map met fotonegatieven en 2 bagagelabels en een reisfolder,
- 1 factuur van Van der Valk-Tours,
- twee stortingsbewijzen ten name van verdachte,
- 6 briefjes met aantekeningen en een folder,
- een envelop met daarin een sleutelhanger met sleutel,
- 3 mappen.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
- 1 paspoort ten name van [betrokkene],
- 1 VSB-bankpas ten name van [betrokkene],
- 1 RABO-bankpas ten name van [betrokkene],
- 1 rijbewijs, ANWB-kaart en groene kaart [nummer] ten name van [betrokkene],
- 1 rijbewijs ten name van [betrokkene].
Dit arrest is gewezen door de achtste meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. Ingelse, Koolschijn en Van Wijnen-Vergeer, in tegenwoordigheid van Bisschop als griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 oktober 2001.
Mr. Ingelse is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.