arrestnummer
rolnummer 23-001797-00
datum uitspraak 1 maart 2001
tegenspraak
Verkort arrest van het Gerechtshof te Amsterdam
gewezen op het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam van 14 juni 2000 in de strafzaak onder parketnummer 13/048019-99
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats] (Turkije),
wonende te [adres],
thans gedetineerd in Huis van Bewaring 't Schouw te Amsterdam.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 31 mei 2000 en in hoger beroep van 30 november 2000 en 15 februari 2001.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van de dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd. De inhoud daarvan wordt hier overgenomen.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het zich daarmee niet verenigt.
Naar het oordeel van het hof is wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair is tenlastegelegd, met dien verstande dat
hij op 18 september 1999 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk en met voorbedachte rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders toen en aldaar opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg met een of meerdere messen veelvuldig op het lichaam van die [slachtoffer] ingestoken, tengevolge waarvan die [slachtoffer] letsel te weten: een of meer perforaties van de linker- en rechterlong en het hart en de darmen en de lever en het gebied achter de buikholte en massale bloeduitstortingen heeft bekomen, tengevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De strafbaarheid van het feit
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezenverklaarde levert op:
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft verdachte ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaren. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd de verdachte ten aanzien van het primair tenlastegelegde te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tien jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Toen verdachte in mei 1999 hoorde dat zijn schoonvader [slachtoffer] zijn vrouw meermalen seksueel zou hebben misbruikt, heeft hij het plan opgevat zijn schoonvader te laten vermoorden. Verdachte heeft vergeefse pogingen gedaan een (huur)moordenaar te vinden en is tevergeefs op zoek gegaan naar een pistool. Verdachte heeft tijdens een familiebijeenkomst onder andere met zijn zwagers [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] besproken dat hij zijn schoonvader, het latere slachtoffer, dood wilde als hij naar Nederland kwam en heeft [medeverdachte 1] bereid gevonden zijn schoonvader te doden. Het initiatief is aldoor van verdachte uitgegaan. Verdachte was op de hoogte van dag en tijdstip waarop de moord zou plaatsvinden en heeft geprobeerd zichzelf een alibi te verschaffen door vrienden bij hem thuis te laten overnachten. Door deze moord is de rechtsorde ernstig geschokt.
Dit feit rechtvaardigt het opleggen van een vrijheidsbenemende straf van lange duur.
Anderzijds neemt het hof in overweging dat verdachte in geëmotioneerde toestand geraakte, toen zijn vrouw hem meedeelde dat zij door haar vader, het latere slachtoffer, meermalen seksueel zou zijn misbruikt. Het hof gaat uit, mede gelet op de inhoud van het dossier, van de waarheid van het seksueel misbruik.
Het hof heeft kennis genomen van een de verdachte betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 10 januari 2001, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor rijden onder invloed.
Het hof heeft tevens kennis genomen van een psychologisch rapport d.d. 24 april 2000 van GZ-psycholoog drs. G.M. Jansen, waaruit blijkt dat bij verdachte tijdens het onderzoek geen gebrekkige ontwikkeling en/of een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens is aangetroffen. Vanwege de ontkenning van verdachte van het ten laste gelegde feit, in de zin dat hij niet aanwezig en niet betrokken was bij de moord op zijn schoonvader, onthoudt onderzoekster zich van uitspraken omtrent de geestestoestand van verdachte tijdens het ten laste gelegde.
Al het bovenstaande in overweging genomen is het hof van oordeel dat na te noemen aan verdachte op te leggen gevangenisstraf passend en geboden is.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straf is gegrond op de artikelen 47 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd
van
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is gewezen door de derde meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. Van Hartingsveld, Splinter-Van Kan en Vermeulen, in tegenwoordigheid van Meerbeek als griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 maart 2001.
Mr. Vermeulen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.