ECLI:NL:GHAMS:2001:AI1575
Gerechtshof Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- mr. F.H.M. Possen
- H.J. Bokhorst
- mr. Th.J.G. van Berkum
- Rechtspraak.nl
Douaneschuld en verplichtingen bij extern communautair douanevervoer
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 20 november 2001, staat de verplichting van de aangever van de regeling extern communautair douanevervoer centraal. De belanghebbende, een besloten vennootschap, had op 19 augustus 1995 aangifte gedaan voor het vervoer van een zending verf. De aangifte, geregistreerd onder nummer zzz, vermeldde als kantoor van bestemming F en als geadresseerde G te F. Het geschil ontstond omdat de goederen, zoals vermeld op het document T 1, niet bij het kantoor van bestemming zijn aangebracht. De Tariefcommissie concludeert dat de goederen aan het douanetoezicht zijn onttrokken en dat de belanghebbende niet aan de wettelijke verplichting heeft voldaan om de goederen samen met de vereiste documenten bij de douane aan te bieden.
De Tariefcommissie oordeelt dat er op grond van artikel 203 van het Communautair douanewetboek (CDW) een douaneschuld is ontstaan. De belanghebbende is terecht als schuldenaar aangewezen, omdat zij niet aan de verplichtingen heeft voldaan. Ondanks een poging van de belanghebbende om de goederen alsnog aan te geven voor de douaneregeling in het vrije verkeer, werd deze aangifte niet door de douane aanvaard. De wettelijke bepalingen bieden geen steun voor de stelling van de belanghebbende dat de douaneschuld tenietgaat door deze omstandigheid.
De Tariefcommissie bevestigt de eerdere uitspraak en oordeelt dat de uitnodiging tot betaling terecht aan de belanghebbende is gedaan. De proceskosten worden niet toegewezen, omdat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken op 20 december 2001, en de zaak is geregistreerd onder nummer 0023/97.