ECLI:NL:GHAMS:2002:AD8712
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- M. IJland-van Veen
- A. Nijboer
- J. Houben
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in hoger beroep wegens onvolkomenheden in het onderzoek
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 29 januari 2002 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Haarlem van 23 februari 2001. De verdachte, R.P., was in eerste aanleg veroordeeld, maar heeft hoger beroep ingesteld. De raadsman van de verdachte heeft diverse onvolkomenheden in het onderzoek aangevoerd, waaronder het ontbreken van historische printgegevens, het niet tijdig horen van verdachten en getuigen, en het niet toevoegen van relevante telefoontaps aan het dossier. Deze tekortkomingen zouden volgens de raadsman leiden tot schendingen van de beginselen van een behoorlijke procesorde.
Het hof heeft erkend dat er onvolkomenheden in het onderzoek zijn, maar oordeelt dat deze niet zodanig ernstig zijn dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard moet worden. Het hof heeft vastgesteld dat er geen bewijs is dat de verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan. Daarom heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging.
Het hof heeft ook het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. De uitspraak is gedaan door de zevende meervoudige strafkamer van het Gerechtshof Amsterdam, waarin de rechters M. IJland-van Veen, A. Nijboer en J. Houben zitting hadden. De uitspraak is gedaan op de openbare terechtzitting van 29 januari 2002.