ECLI:NL:GHAMS:2002:AD8713
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- I.J. IJland-van Veen
- N. Nijboer
- A. Houben
- Rechtspraak.nl
Bevestiging vonnis in hoger beroep met betrekking tot procesrechtelijke onvolkomenheden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 29 januari 2002 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Haarlem, gewezen op 23 februari 2001. De zaak betreft een strafzaak tegen M.P., waarbij het openbaar ministerie de verdachte heeft vervolgd voor het invoeren van cocaïne. De verdediging heeft aangevoerd dat er ernstige onvolkomenheden in het opsporingsonderzoek zijn geweest, waaronder het ontbreken van historische printgegevens, het niet tijdig horen van verdachten en getuigen, en het niet toevoegen van relevante telefoontaps aan het dossier. De raadsman heeft betoogd dat deze tekortkomingen leiden tot een schending van de beginselen van een goede procesorde, waardoor het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard in de vervolging van de verdachte.
Het hof heeft echter geoordeeld dat, hoewel er onvolkomenheden in het onderzoek zijn, deze niet zodanig ernstig zijn dat ze leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Het hof heeft vastgesteld dat de onvolkomenheden niet hebben geleid tot een schending van de rechten van de verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met inachtneming van de eerder genoemde overwegingen. De uitspraak is gedaan na meerdere zittingen, waarbij het hof de vordering van de advocaat-generaal heeft overwogen, die had verzocht om vernietiging van het vonnis en vrijspraak van de verdachte. Uiteindelijk heeft het hof besloten om het vonnis te bevestigen, waarbij het de zorgvuldigheid van het onderzoek in acht heeft genomen.