ECLI:NL:GHAMS:2002:AE0069

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 januari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01/2454
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Mr. Dutmer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Waardering onroerende zaak en herziening van belastingwaarde

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 29 januari 2002 uitspraak gedaan in het beroep van belanghebbende X tegen de beslissing van het Hoofd van de afdeling Financiën en Belastingen van de gemeente P. Het geschil betreft de waardering van de onroerende zaak gelegen aan de A-straat 2 te Z, waarvoor de waarde voor het tijdvak van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004 was vastgesteld. De waarde was aanvankelijk vastgesteld op ƒ 513.000, maar na ambtshalve vermindering door verweerder was deze waarde verlaagd tot ƒ 412.000. Belanghebbende betwistte deze waardering en stelde dat de waarde tussen de ƒ 330.000 en ƒ 340.000 zou moeten liggen.

Het Hof heeft vastgesteld dat de waardering door verweerder was gebaseerd op vergelijkingen met andere woningen in de omgeving, maar dat er geen passende redengeving was voor de verschillende kubieke meterprijzen die waren gehanteerd. Het Hof heeft de waarde van de woning van belanghebbende herzien op basis van de meerderheidsregel, waarbij het Hof concludeerde dat de waarde van de woning op ƒ 375.600 moest worden vastgesteld. Dit was gebaseerd op een berekening van de grondwaarde en de opstalwaarde, waarbij het Hof zich aansloot bij de gemiddelde prijzen per vierkante meter en kubieke meter van vergelijkbare woningen.

De uitspraak van verweerder werd vernietigd, en het Hof gelastte de verweerder om het betaalde griffierecht aan belanghebbende te vergoeden. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. Jonk, en is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken. Belanghebbende had geen taxatierapport of andere bewijsmiddelen overgelegd die de door verweerder vastgestelde waarde konden onderbouwen, waardoor het Hof oordeelde dat de last om de waarde aannemelijk te maken bij verweerder lag.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Eerste Enkelvoudige Belastingkamer
PROCES-VERBAAL
van de mondelinge uitspraak in het beroep van X te Z, belanghebbende,
tegen
de uitspraak met dagtekening 20 juni 2001 van het Hoofd van de afdeling Financiën en Belastingen van de gemeente te P, verweerder, betreffende een beschikking waarbij de waarde van de onroerende zaak A-straat 2 te Z is vastgesteld voor het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004.
Het beroep is behandeld ter zitting van 15 januari 2002.
Beslissing
Het Hof
- verklaart het beroep gegrond,
- vernietigt de bestreden uitspraak,
- vermindert de bij de beschikking vastgestelde waarde tot op ¦ 375.600 (= € 170.439),
- gelast de verweerder het betaalde griffierecht ad ¦ 60 (= € 27,23) aan belanghebbende te vergoeden.
Gronden
1. Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak A-straat 2, postcode 1111 te Z. Bij een op naam van belanghebbende gestelde beschikking van 8 juni 2001 heeft verweerder de waarde van die zaak naar de waardepeildatum 1 januari 1999 vastgesteld op ƒ 513.000. Op 19 juni 2001 heeft verweerder de vastgestelde waarde ambtshalve verminderd tot ƒ 412.000. Bij de bestreden uitspraak is deze waarde gehandhaafd.
2. De onder 1 genoemde onroerende zaak (hierna: de woning) bestaat uit een perceel grond met een oppervlakte van 293 m² en daarop een hoekwoning van het type Ajour, gebouwd in 1975, met een inhoud van circa 370 m³. De woning is gelegen in een wijk met soortgelijke hoekwoningen.
3. De door verweerder voorgestane waardering is tot stand gekomen door vergelijking met de woningen A-straat 5 en 7, welke objecten in september 1997 zijn verkocht. Ter zitting heeft verweerder een overzicht overgelegd van 44 met elkaar vergelijkbare hoekwoningen van het type Ajour, waaronder de woning van belanghebbende. In dit overzicht is betreffende de hoekwoningen in de A-straat, de b-straat en de c-straat met betrekking tot de waardering van de woningen uitgegaan van de grondwaarde en de opstalwaarde door het aantal vierkante meters van de percelen te vermenigvuldigen met de prijs per m² en het aantal kubieke meters van de opstallen te vermenigvuldigen met de prijs met m³, met eventueel nog een correctie voor een dakkapel, berging en/of aanbouw.
4. Verweerder stelt de waarde welke met inachtneming van artikel 17, tweede lid, en artikel 18 van de Wet waardering onroerende zaken op 1 januari 1999 aan de woning moet worden toegekend, op ƒ 412.000. Belanghebbende betwist dit en stelt dat die waarde tussen de ƒ 330.000 en ƒ340.000 bedraagt.
5. Het Hof stelt voorop dat op verweerder de last rust om aannemelijk te maken dat hij de waarde van de woning niet te hoog heeft vastgesteld. Hij heeft daartoe onder meer het onder 2 vermelde overzicht, waarin de woningen A-straat 5 en 7 niet voorkomen, overgelegd. Nu partijen het erover eens zijn dat de in dit overzicht vermelde objecten en de onderhavige woning met elkaar vergelijkbaar zijn en aanwijzingen voor het tegendeel ontbreken, sluit het Hof zich daarbij aan. Uit het overzicht blijkt dat, wat betreft de grondwaarde van de woningen, voor alle hoekwoningen is uitgegaan van een prijs van ¦ 600 per m² en, wat betreft de opstalwaarde van de woningen, voor de 6 hoekwoningen in de A-straat telkens van een prijs van ¦ 638 per m³ en voor de 38 hoekwoningen in de b-straat en de c-straat telkens een prijs van ver beneden ¦ 638 per m³, te weten van gemiddeld een prijs van afgerond ¦ 540 per m³. Waar in een meerderheid van de gevallen, namelijk bij 38 van de in totaal 44 vergelijkbare objecten, de WOZ-waarden zonder passende redengeving zijn berekend naar een lagere prijs per kubieke meter van gemiddeld ¦ 540 dan de prijs per kubieke meter van de onderhavige woning van ¦ 638, moet naar het oordeel van het Hof ook de waarde van de onderhavige woning tegen die gemiddelde kubieke meterprijs worden berekend. Het Hof stelt de waarde van de woning van belanghebbende mitsdien op (293 m² x ƒ 600) + (370 m³ x ƒ 540) = ƒ 375.600.
6. Belanghebbende heeft overigens geen taxatierapport van een deskundige of andere bewijsmiddelen van gelijk gewicht in het geding gebracht op grond waarvan zou kunnen worden geoordeeld dat de waarde op een lager bedrag dient te worden vastgesteld.
7. Gezien het hiervoor overwogene is het beroep gegrond en dient de uitspraak van verweerder te worden vernietigd.
Proceskosten
Nu de uitspraak van de verweerder moet worden vernietigd en de bij beschikking vastgestelde waarde van de woning wordt verminderd acht het Hof termen aanwezig de verweerder te veroordelen tot vergoeding van proceskosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Evenwel is van kosten niets gesteld, noch gebleken.
De uitspraak is gedaan op 29 januari 2002 door mr. Dutmer, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Jonk als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, door genoemd lid van de belastingkamer en de griffier ondertekend.
Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm.
Vervanging
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak is een griffierecht verschuldigd. Na het verzoek tot vervanging ontvangt U van de griffier een nota griffierecht.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.