ECLI:NL:GHAMS:2002:AE0571

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 februari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
23-002833-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. van Asperen
  • J. de Winter
  • M. Barbas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Invoer van grote hoeveelheden cocaïne en beroep op psychische overmacht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 15 februari 2002 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de arrondissementsrechtbank te Haarlem. De verdachte, geboren op 27 februari 1966 in Elgin (Groot-Brittannië), werd beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van ongeveer 13.023,7 gram cocaïne in Nederland. De verdachte had vrijwillig ingestemd om naar Brazilië te reizen om geld af te leveren voor de vrijlating van twee personen die waren opgepakt wegens drugssmokkel. Het hof oordeelde dat de verdachte zich daarmee bewust had ingelaten met de drugshandel en dat zijn beroep op psychische overmacht niet kon worden gehonoreerd. Het hof verklaarde de verdachte schuldig aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en legde een gevangenisstraf van 48 maanden op. Daarnaast werden verschillende in beslag genomen voorwerpen, waaronder een buskaart en een rolkoffer, verbeurd verklaard of onttrokken aan het verkeer. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en deed opnieuw recht, waarbij het de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan in overweging nam. De verdachte had geen eerdere veroordelingen in Nederland, maar had wel eerder met justitie in Groot-Brittannië te maken gehad. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Arrestnummer:
Rolnummer: 23-002833-01
Datum uitspraak: 15 februari 2002
Tegenspraak
Verkort arrest van het gerechtshof te Amsterdam
gewezen op het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Haarlem van 14 augustus 2001 in de strafzaak onder parketnummer 15/030725-01 tegen
Verdachte,
geboren te Elgin (Groot Brittannië) op 27 februari 1966,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans verblijvende in HVB De Compagnie en Zwaag,
1689 AG Zwaag, De Compagnie 1.
1. Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 31 juli 2001 en in hoger beroep van 4 februari 2002.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van de dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd. De inhoud daarvan wordt hier overgenomen.
3. Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het zich daarmee niet verenigt.
4. De bewijslevering
Naar het oordeel van het hof is wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair is tenlastegelegd, met dien verstande dat
hij op 11 mei 2001 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 13.023,7 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen primair meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. De strafbaarheid van het feit
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid, onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte aangevoerd dat hij zich genoodzaakt voelde om het feit te begaan omdat een man, genaamd Tony, hem in Brazilië liet zien dat hij in het bezit was van een foto met daarop afgebeeld de verdachte en zijn kinderen; tegelijkertijd legde deze Tony een vuurwapen op tafel. Het hof vat dit verweer op als een beroep op psychische overmacht.
Het hof overweegt naar aanleiding van dit verweer het volgende. De verdachte heeft, blijkens zijn eigen verklaring ter terechtzitting in hoger beroep, vrijwillig ingestemd met het verzoek van zijn contactpersoon in Groot-Brittannië om tegen betaling naar Brazilië te reizen teneinde daar geld af te leveren dat bestemd was om twee personen, die in verband met het smokkelen van drugs waren opgepakt, vrij te kopen. Vervolgens is de verdachte daadwerkelijk naar Brazilië gereisd en heeft hij het geld afgegeven.
Door aldus te handelen heeft de verdachte zich willens en wetens met de handel in drugs - en het daarbij behorende milieu - ingelaten en heeft hij de aanmerkelijke kans aanvaard te worden gedwongen ook andere aan drugs gerelateerde gedragingen - waaronder het smokkelen van cocaïne - te verrichten. Onder die omstandigheid komt hem geen beroep op psychische overmacht toe indien dit laatste zich inderdaad blijkt te hebben voorgedaan. Het beroep op psychische overmacht moet derhalve in dit geval reeds op die grond worden afgewezen.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
7. De op te leggen straf
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de invoer van een zeer grote hoeveelheid - namelijk meer dan 13 kilogram - cocaïne, welke hoeveelheid geschikt is voor verdere verspreiding en handel. Cocaïne is een hard drug. Hard drugs vormen een ernstig gevaar voor de volksgezondheid en het gebruik ervan is ook bezwarend voor de samenleving onder andere vanwege de daarmee gepaard gaande door verslaafden gepleegde criminaliteit.
Op dit ernstige feit dient in beginsel te worden gereageerd met een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Het hof bepaalt de duur van deze gevangenisstraf in dit geval op 48 maanden.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op het feit dat de verdachte, die blijkens een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 19 oktober 2001 niet eerder in Nederland strafrechtelijk is veroordeeld, eerder in Groot-Brittannië met justitie in aanraking is gekomen, zoals door hem ter terechtzitting in hoger beroep is verklaard.
Het inbeslaggenomen voorwerp, te weten: een buskaart, VB382753, Amsterdam-London, 17 april, National Express, dat aan de verdachte toebehoort, dient te worden verbeurd verklaard en is daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van dat voorwerp het bewezenverklaarde is begaan of voorbereid.
De inbeslaggenomen voorwerpen, te weten: een zwarte rolkoffer, Amsterdam, voorzien van bagagelabel tnv Scott, een rugzak en 25 kledingstukken, dienen te worden onttrokken aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van die voorwerpen het feit is begaan of voorbereid en het ongecontroleerde bezit daarvan - nu de geur van cocaïne er mogelijk nog aan zit - in strijd is met het algemeen belang.
8. De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
9. De beslissing
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 48 (ACHTENVEERTIG) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Verklaart verbeurd:
- een buskaart, VB382753, Amsterdam-London, 17 april, National Express.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- een zwarte rolkoffer, Amsterdam, voorzien van bagagelabel tnv Scott,
- een rugzak, aangetroffen in de rolkoffer en
- 25 kledingstukken, aangetroffen in de rolkoffer.
Dit arrest is gewezen door de derde meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. Van Asperen, De Winter en Barbas, in tegenwoordigheid van mr. Peters als griffier en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 15 februari 2002.
Mr. Barbas is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.