ECLI:NL:GHAMS:2002:AE1444

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 maart 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
23-002622-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • I.J. IJland-van Veen
  • A. Schreuder
  • J. Mijnsberge
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake invoer van cocaïne en strafmaat

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 maart 2002 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de arrondissementsrechtbank te Haarlem. De verdachte, geboren op 8 september 1964 in Caracas, Venezuela, zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van ongeveer 21.008,4 gram cocaïne in Nederland. De rechtbank had eerder een lagere straf opgelegd aan een medeverdachte, maar het hof vond geen aanleiding om de straf van de verdachte te verminderen, gezien de ernst van de feiten. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De bewijsvoering was volgens het hof wettig en overtuigend, en er waren geen omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden. Het hof verklaarde ook het in beslag genomen geld, bestaande uit Amerikaanse dollars en Venezolaanse bolivares, verbeurd, aangezien dit geld was gebruikt voor het transport van de cocaïne. De beslissing van het hof was gebaseerd op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en deed opnieuw recht, waarbij het de verdachte vrijsprak van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen waren.

Uitspraak

arrestnummer
rolnummer 23-002622-01
datum uitspraak 8 maart 2002
tegenspraak
Verkort arrest van het Gerechtshof te Amsterdam
gewezen op het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Haarlem van 24 juli 2001 in de strafzaak onder parketnummer 15/030254-01 tegen
[verdachte],
geboren te Caracas (Venezuela) op 8 september 1964,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichtingen Haarlem te Haarlem.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 10 juli 2001 en in hoger beroep van 22 februari 2002.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van de dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd. De inhoud daarvan wordt hier overgenomen.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen.
De bewijslevering
Naar het oordeel van het hof is wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair is tenlastegelegd, met dien verstande dat hij
op 16 februari 2001 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 21.008,4 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De strafbaarheid van het feit
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid onder A van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10, eerste lid van de Opiumwet.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
De op te leggen straffen
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de invoer van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne, welke hoeveelheid geschikt was voor verdere verspreiding en handel. Cocaïne is een voor de gezondheid van personen zeer schadelijke stof. Het gebruik ervan is ook bezwarend voor de samenleving onder andere vanwege de daarmee gepaard gaande door verslaafden gepleegde criminaliteit. Derhalve komt alleen een vrijheidsbenemende straf in aanmerking.
Hoewel het hof niet overtuigd is dat het aandeel van de medeverdachte wezenlijk geringer is geweest dan dat van verdachte, is, gelet op de hoeveelheid van ruim 21 kilo cocaïne die Nederland is binnengebracht, een straf van na te noemen duur tenminste alleszins gerechtvaardigd, zodat in de lagere straf die de rechtbank aan de medeverdachte heeft opgelegd geen aanleiding wordt gevonden de straf van verdachte te verminderen.
Het inbeslaggenomen geld, te weten: de Amerikaanse dollars en de Venezolaanse bolivares die aan verdachte toebehoren, worden verbeurd verklaard en zijn daarvoor vatbaar aangezien met behulp van dit geld het bewezenverklaarde transport is verricht.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straffen zijn gegrond op de artikelen 24, 33, 33a en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
De beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd
van 48 (achtenveertig) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Verklaart verbeurd: de inbeslaggenomen 33 biljetten van 100 Amerikaanse dollars en de inbeslaggenomen 16 biljetten van 10.000 en 13 biljetten van 20.000 Venezolaanse bolivares.
Dit arrest is gewezen door de zevende meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs IJland-van Veen, Schreuder en Mijnsberge in tegenwoordigheid van mr Boekraad als griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 maart 2002.