arrestnummer
rolnummer 23-003847-01
datum uitspraak 3 mei 2002
tegenspraak
Verkort arrest van het Gerechtshof te Amsterdam
gewezen op het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Haarlem van 6 november 2001 in de strafzaak onder parketnummer 15-031239-01 tegen
[verdachte]
geboren te St. Laurent (Frans Guyana) op 19 juli 1948,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting De Stadspoort, locatie De Havenstraat, te Amsterdam.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 23 oktober 2001 en in hoger beroep van 19 april 2002.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van de dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd. De inhoud daarvan wordt hier overgenomen.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen.
Naar het oordeel van het hof is wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair is tenlastegelegd, met dien verstande dat
hij op 15 augustus 2001 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 12.959 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De strafbaarheid van het feit
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10, eerste lid van de Opiumwet.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
De op te leggen straffen en maatregel
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen en maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de invoer van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne, welke hoeveelheid geschikt was voor verdere verspreiding en handel. Cocaïne is een voor de gezondheid van personen zeer schadelijke stof. Het gebruik ervan is ook bezwarend voor de samenleving onder andere vanwege de daarmee gepaard gaande door verslaafden gepleegde criminaliteit.
Het hof heeft rekening gehouden met het de verdachte betreffende uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 8 maart 2002, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Voorts heeft het hof kennis genomen van de inhoud van het over verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport van de Reclassering Nederland d.d. 12 april 2002.
Op grond van het bovenstaande acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals ook door de rechtbank in eerste aanleg is opgelegd, passend en geboden.
Inbeslaggenomen voorwerpen
Het op de lijst met inbeslaggenomen voorwerpen, die als bijlage 2 aan dit arrest is gehecht, onder het nummer 1 genoemde voorwerp dient onttrokken te worden aan het verkeer en is daarvoor ook vatbaar, aangezien met betrekking tot dit voorwerp het feit is begaan, terwijl het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
De op de lijst met inbeslaggenomen voorwerpen onder de nummers 2 tot en met 5 genoemde voorwerpen dienen op grond van artikel 36b juncto 33b van het Wetboek van Strafrecht eveneens onttrokken te worden aan het verkeer, nu het hier verpakkingsmaterialen met betrekking tot de op de lijst onder nummer 1 genoemde, en thans aan het verkeer onttrokken, cocaïne betreft.
Het op de meer genoemde lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder het nummer 8 genoemde voorwerp dient te worden verbeurdverklaard, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat dit voorwerp aan verdachte toebehoort en het bewezenverklaarde feit met behulp van dit voorwerp is begaan of voorbereid.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 24, 33, 33a, 33b, 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd 4 (vier) jaren.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer de op de lijst met inbeslaggenomen voorwerpen onder de nummers 1 tot en met 5 genoemde voorwerpen te weten:
1. 12.959,40 gram cocaïne;
2. 1 stuk verpakkingsmateriaal;
3. 1 Samsonite koffer;
4. 3 broeken;
5. 2 overhemden.
Gelast de teruggave aan verdachte de op de lijst met inbeslaggenomen voorwerpen onder de nummers 6, 7 en 11 genoemde voorwerpen te weten:
6. 1 Surinaams paspoort nummer Z103523;
7. 1 Surinaams paspoort nummer R684966;
11. Geld Nederlands: 2 x fl. 250,--, 1 x fl. 100,--, 2 x fl. 50,-- en 3 x fl. 10,--
Verklaart verbeurd het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder nummer 8 genoemd voorwerp te weten:
8. 1 Surinam Airways vliegticket;
Dit arrest is gewezen door de zevende meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs IJland-van Veen, Mijnsberge en Van der Lugt, in tegenwoordigheid van mr Boekraad als griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 mei 2002.
Mr.IJland-van Veen en mr. Van der Lugt zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.