arrestnummer
rolnummer 23-004049-01
datum uitspraak 28 mei 2002
tegenspraak
Verkort arrest van het Gerechtshof te Amsterdam
gewezen op het hoger beroep ingesteld tegen
het vonnis van de meervoudige kamer in de arrondissementsrechtbank
te Haarlem van 20 november 2001
in de strafzaak onder parketnummer 15/030415-01
tegen
[Verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op 24 oktober 1981,
wonende te [adres],
en aldaar ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens,
thans verblijvende in Penitentiaire Inrichtingen Huis van Bewaring Haarlem te Haarlem.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 6 november 2001 en in hoger beroep van 14 mei 2002.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van de dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd. De inhoud daarvan wordt hier overgenomen.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het zich daarmee niet verenigt.
Naar het oordeel van het hof is wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair is tenlastegelegd, met dien verstande dat verdachte:
op 18 maart 2001 te Zaandam, gemeente Zaanstad, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd en ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] van het leven te beroven met dat opzet met een personenauto onder invloed van alcoholhoudende drank en een andere stof, cannabis, met een snelheid van meer dan 60 à 70 kilometer per uur, zijnde een hogere snelheid dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, terwijl hij niet in het bezit was van een rijbewijs, terwijl hij toen en daar bij nacht geen verlichting voerde, terwijl hij een stopteken van een achter hem rijdend politiesurveillancevoertuig negeerde, terwijl zich toen en daar publiek bevond, tegen die [slachtoffer] en die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] en een winkelpui is aangereden, tengevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden en zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf ten aanzien van die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] niet voltooid, alleen ten gevolge van de van verdachtes wil onafhankelijke omstandigheid dat die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] ten gevolge van die aanrijding niet zodanig letsel hebben opgelopen dat zij daaraan zijn overleden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Hetgeen primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, vloeit het volgende voort. Verdachte, die niet in het bezit was van een rijbewijs, is in de nacht van 18 maart 2001, nadat hij een aanzienlijke hoeveelheid alcoholhoudende drank had genuttigd en cannabis had gerookt, door het centrum van Zaandam gaan autorijden met gedoofde lichten. Op dat moment bevond zich daar veel uitgaanspubliek. Verdachte reed met gierende/spinnende banden en het geluid van de motor klonk alsof deze met hoge toeren draaide. Na enige tijd werd zijn rijgedrag opgemerkt door politiesurveillanten en deze hebben hem een stopteken gegeven. Verdachte heeft vervolgens - naar eigen zeggen - in een fractie van een seconde besloten door te rijden teneinde zich te onttrekken aan zijn aanhouding. Voorts heeft hij zijn snelheid zodanig opgevoerd dat de politiesurveillanten, die hem op dat moment achtervolgden, deze achtervolging staakten met het oog op de veiligheid van de andere weggebruikers. Deze snelheid was aanzienlijk hoger dan de plaatselijk geldende maximum snelheid van 50 kilometer per uur en de politiesurveillanten verloren de auto waarin verdachte reed dan ook binnen enkele seconden uit het oog. Enige tijd later, op de Westzijde, heeft verdachte - naar eigen zeggen - een blackout gehad, waarbij hij kennelijk de macht over het stuur heeft verloren en op de winkelpui is ingereden, tengevolge waarvan [slachtoffer] is overleden en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] gewond zijn geraakt. Dit waren toevallige voorbijgangers. Aan de hand van de zich bij de gedingstukken bevindende plattegrond heeft het hof vastgesteld dat verdachte nog ongeveer 940 meter moet zijn doorgereden nadat hij het eerste stopteken van de politie had gekregen.
Uit het hierboven overwogene vloeit naar het oordeel van het hof voort dat verdachte door zijn rijgedrag - en al voordat de verdachte de beweerdelijke blackout heeft gehad en de macht over het stuur heeft verloren - willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij zich op de Westzijde bevindende personen van het leven zou beroven. Het hof acht dan ook het aan verdachte verweten opzet gericht op de dood van [slachtoffer], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] bewezen.
Uit het voorgaande blijkt dat het door de raadsman gevoerde verweer aangaande de aanwezigheid van (voorwaardelijk) opzet wordt verworpen.
De strafbaarheid van het feit
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezenverklaarde levert op:
doodslag en poging tot doodslag, meermalen gepleegd
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte is, zonder dat hij in het bezit was van een rijbewijs, 's nachts in het centrum van Zaandam gaan rijden in de auto van een vriend. Hij had - naar eigen zeggen - een zéér aanzienlijke hoeveelheid alcoholhoudende dranken genuttigd en was dronken, had twee joints gerookt en had de verlichting van de auto niet aangezet. Toen de politie dit bemerkte en aan verdachte vervolgens een stopteken gaf, is hij sneller gaan rijden om - zoals hij ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard - aan een eventuele aanhouding te ontkomen. De politie, die verdachte achtervolgde, heeft daarop deze vervolging afgebroken vanwege het gevaar dat dit opleverde voor het daar lopende en fietsende uitgaanspubliek.
Enige tijd later is verdachte met hoge snelheid op een winkelpui ingereden. Hierbij zijn [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] ernstig gewond geraakt en is [slachtoffer] om het leven gekomen. Dit waren toevallige voorbijgangers.
Door zijn rijgedrag heeft verdachte niet alleen de verkeersveiligheid en de veiligheid van andere weggebruikers zeer ernstig in gevaar gebracht, maar ook onherstelbaar leed berokkend aan de nabestaanden van de 23-jarige [slachtoffer] en de levens van de beide gewonde slachtoffers op ingrijpende wijze negatief beïnvloed.
Het hof laat in het voordeel van verdachte meewegen dat hij steeds consistent heeft verklaard over zijn aandeel in het ongeluk en dat hij de verantwoordelijkheid hiervoor volledig heeft erkend.
Uit een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 22 maart 2002 blijkt dat verdachte reeds meermalen is veroordeeld ter zake van vermogensdelicten. Verdachte is eveneens eerder veroordeeld voor rijden zonder rijbewijs.
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van het over verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport van 8 juni 2001, opgemaakt door dhr. P.E.H. de Vries. Voorts heeft het hof kennis genomen van de inhoud van de omtrent de persoonlijkheid van verdachte opgemaakte rapportage van R.A. Sterk van 3 november 2001.
Al het voorgaande in aanmerking genomen acht het hof oplegging van een gevangenisstraf van na te noemen duur en een langdurige ontzegging van de rijbevoegdheid passend en geboden.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straffen zijn gegrond op artikelen 45, 57, 63 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179a van de Wegenverkeerswet 1994.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de primair tenlastegelegde feiten, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van VIER JAREN EN ZES MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van VIJF JAREN.
Dit arrest is gewezen door de negende meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. Nuis, Chorus en Van Dijk, in tegenwoordigheid van mr. Van Stein Callenfels als griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 mei 2002.
Mr. Chorus is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.