arrestnummer
rolnummer 23-001893-00
datum uitspraak 21 maart 2002
tegenspraak
Verkort arrest van het Gerechtshof te [geboorteplaats]
gewezen op het hoger beroep ingesteld tegen
het vonnis van de arrondissementsrechtbank
te Haarlem van 30 juni 2000
in de strafzaak onder parketnummer 15-035235-99
tegen
[Verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op 4 november 1981,
wonende te [adres],
thans gedetineerd in het huis van bewaring De Compagnie en Zwaag te Zwaag, gemeente Hoorn.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 17 maart, 17 mei en 16 juni 2000 en in hoger beroep van 10 juli en 22 november 2001 en 7 maart 2002.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van de dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd. De inhoud daarvan wordt hier overgenomen.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair is tenlastegelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van het hof is wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 en 5 is tenlastegelegd, met dien verstande dat:
- ten aanzien van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde -
hij op 8 oktober 1999 te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer, ter uitvoering van het door verdachte en door zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of een of meer andere eigenaar(s) van shoarmarestaurant "Amon",
- tezamen en in vereniging met mededader(s) shoarmarestaurant "Amon" is binnengegaan terwijl hij, verdachte, in zijn hand een pistool had en
- heeft hij, verdachte, geroepen: "geld, geld. Dit is een overval" en
- heeft hij, verdachte, vervolgens voornoemd pistool gericht op [slachtoffer 1] en
- heeft hij, verdachte, vervolgens een of meer schot(en) gelost op die [slachtoffer 1] althans in de richting van die [slachtoffer 1], met voornoemd pistool,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; terwijl voornoemd feit de dood van [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad.
- ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde -
hij op 2 oktober 1999 te Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag en een gouden halsketting, teobehorende aan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] en aanwezige personeelsleden en/of klanten in shoarmarestaurant "Jeruzalem", gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of een van zijn mededaders
- shoarmarestaurant "Jeruzalem" zijn binnengegaan terwijl hun gezichten waren bedekt met een kussensloop en/of een zak en/of een muts, waarin "kijkgaten" waren geknipt althans gemaakt en
- een pistool heeft gericht op voornoemde [slachtoffer 4] en aanwezige personeelsleden en/of klanten in shoarmarestaurant "Jeruzalem" en
- een shocker tegen het linkerbeen van die [slachtoffer 3] heeft gehouden en/of
- hebben geroepen: "overval, geld, open de kassa" en "we moeten je geld" en "dit is een bloody overval, geef me de fucking money".
- ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde -
hij op 17 september 1999 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer ƒ 1850,-, toebehorende aan [slachtoffer 5], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 5] en aanwezige personeelsleden en/of klanten in de afhaalchinees "Heilin Express", gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededaders
- de afhaalchinees "Heilin Express" zijn binnengegaan terwijl zij een panty en/of nylonkous over hun gezichten hadden getrokken en
- een pistool heeft gericht op voornoemde [slachtoffer 5] en/of aanwezige personeelsleden en/of klanten in de afhaalchinees "Heilin Express"en
- "dit is een overval" en/of "overval, geld", hebben geroepen en
- met zijn hand een bedrag van ongeveer ƒ 1850,- uit de (broek) zak van voornoemde [slachtoffer 5] heeft gepakt/gehaald.
- ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde -
hij op 25 september 1999 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid van ongeveer ƒ 400,- en een koffer met een moviebox, toebehorende aan Videotheek "Gold Movie" en/of (eigenaar) [slachtoffer 6], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen een werknemer van voornoemde videotheek genaamd [slachtoffer 7], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of een van zijn mededaders
- de videotheek "Gold Movie" zijn binnengegaan terwijl zij een panty over hun gezichten hadden getrokken en
- een pistool heeft gericht op voornoemde [slachtoffer 7] en aanwezige klanten in de videotheek "Gold Movie" en
- "dit is een overval" en "geld, geld", hebben geroepen.
- ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde -
hij op of omstreeks 2 oktober 1999 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een bedrag van ongeveer ƒ 300,-, toebehorende aan Videotheek "Sloterplas" en/of [slachtoffers 8 en 9], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffers 10 en 11] en aanwezige klanten in voornoemde videotheek, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of een van zijn mededaders
- de videotheek "Sloterplas" zijn binnengegaan terwijl zij een kussensloop over hun gezichten hadden getrokken waarin gaten waren geknipt athans gemaakt en
- een pistool heeft gericht op voornoemde [slachtoffers 10 en 11] en aanwezige klanten in de videotheek "Sloterplas"en
- "overval, handen omhoog" en "maak die kassa open" en "ik wil geld" hebben geroepen en
- voornoemde [slachtoffer 10] een stomp in zijn zij en maag heeft gegeven, waarvan die [slachtoffer 10] pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Hetgeen onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 en 5 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
Poging tot afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen, terwijl het feit de dood van een ander ten gevolge heeft.
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
De op te leggen straffen en maatregel
De rechtbank heeft verdachte veroordeeld tot onder meer zes jaren gevangenisstraf en TBS. Namens verdachte is hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren gevorderd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
In de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, in samenhang met het feit dat verdachte inmiddels meerderjarig is, vindt het hof grond om met toepassing van artikel 77b van het Wetboek van Strafrecht het meerderjarigenstrafrecht toe te passen.
Verdachte heeft zich, samen met mededaders, schuldig gemaakt aan vijf gewapende overvallen, waarbij de slachtoffers telkens met een pistool zijn bedreigd. De overvallen werden gepleegd op restaurants en videotheken, en veelal in de directe aanwezigheid van personeelsleden en klanten (waaronder minderjarigen), die hierdoor ernstig overstuur raakten.
Bij de overval op shoarmarestaurant Amon is de beheerder van het restaurant, de heer [slachtoffer 1], als gevolg van een door verdachte afgevuurd pistoolschot om het leven gekomen. Hierdoor is onnoemelijk en onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden van het slachtoffer en is de rechtsorde in hoge mate geschokt. Verdachte is het shoamarestaurant binnengegaan met de intentie om ter bedreiging van het slachtoffer gebruik te maken van een geladen pistool, daar het bij de daders van de overval bekend was dat het slachtoffer waarschijnlijk verzet zou plegen.
Bovendien bevonden klanten en personeelsleden zich in de directe omgeving, zodat zij gemakkelijk geraakt hadden kunnen worden, hetgeen voor hen zeer beangstigend moet zijn geweest. Verder rekent het hof verdachte zwaar aan dat hij bij zijn vlucht nog naar achteren heeft geschoten, waarmee de kans dat er nog meer slachtoffers zouden vallen, zeer reeel was.
Gewapende overvallen maken een ernstige inbreuk op de rechtsorde en veroorzaken gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Op deze bijzonder ernstige feiten dient te worden gereageerd met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur, zulks temeer omdat de ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke overvallen veelal een langdurige en ernstige psychische nasleep van het gebeurde ondervinden.
Behalve aan de bewezenverklaarde feiten heeft de verdachte zich ook schuldig gemaakt aan de strafbare feiten die zijn vermeld in de inleidende dagvaarding onder "mededeling ad informandum gevoegde strafbare feiten" onder de nummers 1 tot en met 3. Deze strafbare feiten, waaronder wederom twee gekwalificeerde vermogensdelicten, zijn door de verdachte op de terechtzitting in hoger beroep erkend.
Het openbaar ministerie heeft deze feiten bij de zaak gevoegd en daarmee te kennen gegeven dat de vermelde feiten niet afzonderlijk (verder) zullen worden vervolgd.
Het hof heeft voorts ten bezware van verdachte in aanmerking genomen dat de verdachte reeds verschillende malen eerder veroordeeld is wegens vermogensdelicten en de bewezenverklaarde feiten gepleegd zijn in een periode dat een proeftijd gold.
Het hof heeft kennis genomen van de volgende met betrekking tot verdachte uitgebrachte rapporten:
* Een rapport van 28 oktober 1999, uitgebracht door de Raad voor de Kinderbescherming, vestiging Haarlem;
* Een consultbrief van dr. S. Sidali, forensisch psychiater, van 1 november 1999;
* Een schrijven van 9 november 1999 van N. Duits, kinder- en jeugdpsychiater, werkzaam bij de Forensisch Psychiatrische Dienst in het arrondissement Amsterdam, met als onderwerp "aanvraag triple rapportage";
* Het multidisciplinair onderzoek FPD en Raad voor de Kinderbescherming naar de geestvermogens, persoonlijkheid en milieu van verdachte, welk onderzoek is opgebouwd uit de volgende drie rapportages:
* Het rapport van drs. C.M. van Deutekom, forensisch psycholoog, van 18 februari 2000;
* De rapportage van dr. N. Duits, kinder- en jeugdpsychiater, van 19 februari 2000, en
* Het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, opgemaakt door H.E.C. Sorber, raadsonderzoeker, drs. R.R. Kooistra, gedragsdeskundige en F. Rademaker, praktijkleider, van 22 februari 2000;
* De rapportage van prof. dr. A.M.H. van Leeuwen, psychiater, van 22 mei 2000;
* De psychologische rapportage van dr. R. Verheul, psycholoog, van 13 juni 2000;
* De rapportage van het Pieter Baan Centrum te Utrecht, opgemaakt door dr. T.A. Wouters, psychiater, en drs. J.M. Oudejans, psycholoog, van 13 juni 2001, en
* De aanvullende rapportage van dr. R. Verheul, psycholoog, van 3 februari 2002.
Op grond van met name de twee laatstgenoemde rapportages en alles afwegende komt het hof tot het oordeel dat verdachte ten tijde van het begaan van de bewezenverklaarde feiten enigszins verminderd toerekeningsvatbaar was.
Anders dan de rechtbank is het hof - gelet op in het bijzonder de inhoud van de rapportage van het Pieter Baan Centrum van 13 juni 2001 en op hetgeen de rapporteurs van die rapportage als getuige-deskundigen ter terechtzitting van het hof op 10 juli 2001 verklaard hebben, onder meer inhoudende dat er een beperkt verband is tussen de bij verdachte vastgestelde psychopathologie en de aan hem tenlastegelegde feiten - van oordeel dat oplegging van de maatregel van TBS met dwangverpleging niet geïndiceerd is.
Al het voorgaande overwegende acht het hof met de advocaat-generaal en met eenparigheid van stemmen oplegging van na te noemen gevangenisstraf passend en geboden.
De inbeslaggenomen voorwerpen, genoemd onder nummers 1, 2, 3, 6, 7 en 18 op de beslaglijst, dienen te worden verbeurd verklaard en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het bewezenverklaarde is begaan.
Het inbeslaggenomen voorwerpen, genoemd onder nummers 5, 9 tot en met 17 en 19 tot en met 21 op de beslaglijst, dienen te worden onttrokken aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van deze voorwerpen het bewezenverklaarde is begaan of voorbereid en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Aan dit arrest is een kopie van de beslaglijst gehecht, waarvan de inhoud als hier ingevoegd geldt
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 24, 33, 33a, 36b, 36c, 45, 57, 77b, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
De vorderingen tot schadevergoeding
[Benadeelde partij 1], wonende te Amsterdam, heeft zich als benadeelde partij in deze strafzaak gevoegd en in hoger beroep zijn vordering tot vergoeding van geleden schade tot een bedrag van ( 2.000,- in verband met het onder 3 tenlastegelegde feit gehandhaafd.
De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij ter terechtzitting in hoger beroep niet betwist.
Het hof zal de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering omdat de gevorderde schade niet rechtstreeks voortvloeit uit het bewezenverklaarde feit.
[Benadeelde partij 2], wonende te Amsterdam, heeft zich als benadeelde partij in deze strafzaak gevoegd zijn vordering tot vergoeding van geleden schade tot een bedrag van ( 10.000,- in verband met het onder 5 tenlastegelegde feit gehandhaafd.
De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij ter terechtzitting in hoger beroep niet betwist.
Het hof zal de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet ontvankelijk in zijn vordering verklaren omdat deze niet eenvoudig van aard is.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde feiten, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 en 5 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van NEGEN (9) JAREN.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Verklaart verbeurd: de voorwerpen, genoemd onder nummers 1, 2, 3, 6, 7 en 18 op de beslaglijst.
Verklaart onttrokken aan het verkeer: de voorwerpen, genoemd onder nummers 5, 9 tot en met 17 en 19 tot en met 21 op de beslaglijst.
Gelast de teruggave van een rol doorzichtige plastic zakken en een groen shirt aan verdachte (respectievelijk nummers 4 en 8 op de beslaglijst).
Van de beslaglijst is een kopie aan dit arrest gehecht en de inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1], wonende te Amsterdam, niet ontvankelijk in zijn vordering.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2], wonende te Amsterdam, niet ontvankelijk in zijn vordering.
Dit arrest is gewezen door de zesde meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. Van Altena, Schreuder en Houben, in tegenwoordigheid van mr. Berk als griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 maart 2002.
Mr. Houben is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.