ECLI:NL:GHAMS:2002:AE4281

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 mei 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01/02828
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Steenbergen
  • mr. Couperus
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting in betaald-parkerengebied

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 31 mei 2002 uitspraak gedaan op het beroep van X, belanghebbende, tegen een uitspraak van het hoofd van de sector Belastingen van de gemeente Haarlemmermeer. Het beroep betreft een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting die aan belanghebbende was opgelegd op 11 juni 2001. De gemeente had het gebied waar belanghebbende parkeerde aangewezen als betaald-parkerengebied, en het Hof oordeelde dat dit besluit op de juiste wijze bekend was gemaakt. Belanghebbende had zijn voertuig geparkeerd zonder parkeerbelasting te betalen, en het Hof moest beoordelen of het gebied daadwerkelijk als betaald-parkerengebied was aangewezen en of dit voldoende kenbaar was gemaakt aan de automobilisten.

Het Hof concludeerde dat de bekendmaking van het besluit door de gemeente Haarlemmermeer rechtsgeldig was en dat er voldoende borden en een parkeerautomaat aanwezig waren die aangaven dat er betaald moest worden voor het parkeren. Belanghebbende had foto's overgelegd ter ondersteuning van zijn standpunt, maar het Hof oordeelde dat deze niet voldoende bewijs leverden dat het gebied niet als betaald-parkerengebied was aangewezen. Het Hof vond dat belanghebbende voldoende op de hoogte had kunnen zijn van de verplichting om parkeerbelasting te betalen, en verwierp zijn beroep.

De uitspraak van het Hof houdt in dat het beroep ongegrond is verklaard, en dat belanghebbende de naheffingsaanslag moet betalen. Het Hof heeft geen termen aanwezig geacht voor het vergoeden van proceskosten. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Vijftiende Enkelvoudige Belastingkamer
UITSPRAAK
op het beroep van X te Z, belanghebbende,
tegen
een uitspraak van het hoofd van de sector Belastingen van de gemeente Haarlem-mermeer, verweerder.
1. Loop van het geding
Van belanghebbende is ter griffie een beroepschrift ontvangen op 27 augustus 2001. Het beroep betreft de aan belanghebbende op 11 juni 2001 opgelegde naheffingsaan-slag in de parkeerbelasting met nummer 11.06.2001.1450.0502. Verweerder heeft het op 10 juli 2001 ontvangen bezwaar van belanghebbende in zijn op 1 augustus 2001 verzonden uitspraak afgewezen.
Het beroep strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en naheffingsaanslag. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak.
Het beroep is behandeld ter zitting van 22 februari 2002. Daarvan is een proces-verbaal opgemaakt. Voor wat betreft hetgeen op die zitting is voorgevallen, wordt naar dat proces-verbaal verwezen. De ter zitting overgelegde stukken worden tot de gedingstukken gerekend. Er heeft vervolgens een schriftelijke behandeling plaatsge-vonden. De schriftelijke behandeling omvat de brief van verweerder met bijlagen van 27 februari 2002, de brief van belanghebbende van 23 februari 2002, brieven van de griffier van 28 februari 2002 houdende doorzending van de brieven aan de weder-partij, de reaktie van verweerder bij brief met bijlage van 13 maart 2002, de reaktie van belanghebbende bij brief van 18 maart 2002, brieven van de griffier van 20 maart 2002 houdende doorzending van de brieven aan de wederpartij en het verzoek aan partijen of zij behoefte hadden aan een nadere zitting, de brief van belangheb-bende van 23 maart 2002 en van verweerder van 25 maart 2002 aan de griffier waarin te verstaan wordt gegeven dat wordt ingestemd met het achterwege laten van een nadere zitting, de brief van de griffier van 28 maart 2002 houdende doorzending van de brief van belanghebbende van 23 maart 2002 aan verweerder en de brief van verweerder van 28 maart 2002 waarin deze mededeelt geen behoefte te hebben aan een inhoudelijke reaktie op de stellingen van belanghebbende in zijn brief van 23 maart 2002.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
Belanghebbende heeft op 11 juni 2001 zijn voertuig met kenteken 00-AA-BB om-streeks 14.50 uur gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan op de ventweg van de Kruisweg te Hoofddorp zonder dat parkeerbelasting was voldaan. Ter zake van dit feit is de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd.
3. Geschil
In geschil is of het gebied waarin belanghebbende geparkeerd stond is aangewezen als betaald-parkerengebied, of het daartoe strekkende besluit van de gemeente Haar-lemmermeer voldoende bekend is gemaakt en of ter plaatse voldoende duidelijk was dat voor het parkeren betaald diende te worden.
4. Standpunten van partijen
4.1. Belanghebbende stelt dat het gebied waarin hij geparkeerd stond niet is aange-wezen als betaald-parkerengebied. Voorts stelt hij dat het eventuele besluit van de gemeente Haarlemmermeer waarin zodanige aanwijzing mocht zijn vervat, niet in een in zijn woonplaats Z verspreid huis-aan-huisblad gepubliceerd is en dat het ter plaatse onvoldoende kenbaar was dat voor het parkeren betaald diende te worden.
4.2. Belanghebbende heeft tot steun van zijn betoog foto's van het desbetreffende gebied overgelegd. Naar het oordeel van belanghebbende tonen deze foto's aan dat op en nabij de plaats waar hij parkeerde geen sprake is van bebording waarop de ver-schuldigdheid van parkeerbelasting staat aangegeven en dat de ter plaatse aanwezige parkeerautomaat niet duidelijk zichtbaar is. Belanghebbende stelt op de toegangswe-gen naar het gebied geen betaald-parkerenbebording te hebben waargenomen, al-thans zich dit niet te kunnen herinneren en voorts dat hij veronderstelde in een ander gebied terecht te zijn gekomen waarvoor andere regelgeving geldt doordat hij, na het verlaten van het winkelgebied, een grote weg (de Hoofdweg), was gepasseerd. Ten-slotte stelt belanghebbende dat ter plekke niet aangegeven stond waar het betaald parkeren eindigde.
4.3. Verweerder stelt dat de onderhavige parkeerhavens zijn gelegen op de voor het openbaar verkeer openstaande weg en binnen het gebied dat ingevolge het (op juiste wijze bekend gemaakte) Besluit Aanwijzing Gebied Betaald parkeren als betaald-parkerengebied is aangewezen. Voorts stelt verweerder dat de omstandigheid dat ter zake van het parkeren aldaar parkeerbelasting verschuldigd is, voldoende blijkt uit de ter plaatse duidelijk zichtbaar aanwezige parkeerautomaat en de desbetreffende be-bording die belanghebbende op de door hem gevolgde route is gepasseerd. De heer K, parkeercontroleur van de gemeente, heeft ter zitting verklaard dat dit drie -in be-langhebbendes rijrichting gekeerde- borden betreft die zijn aangebracht langs de Kruisweg, ter hoogte van onderscheidenlijk de Wilhelminalaan, de Nieuwe Weg en de Draverslaan. Tenslotte stelt verweerder dat ter plekke op een bord stond aangege-ven en voor belanghebbende vanaf diens parkeerplaats kenbaar was, dat kort na die parkeerplaats (vanuit belanghebbendes rijrichting gezien) het betaald-parkerengebied eindigde. Verweerder heeft om het vorenstaande te staven foto's, een plattegrond en kadastrale kaarten overgelegd.
4.4. Voor het overigens in verband hiermee gestelde wordt verwezen naar de geding-stukken en het proces-verbaal van de zitting.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. De naheffingsaanslag is opgelegd op basis van de Verordening parkeerbelastin-gen 2000 die in overeenstemming met het bepaalde in artikel 139 van de Gemeente-wet bekend is gemaakt in het in de gemeente Haarlemmermeer gratis huis aan huis verspreide blad 'Het Witte Weekblad' van 2 augustus 2000, nummer 31/118. In het op grond van deze Verordening door burgemeester en wethouders genomen Besluit Aanwijzing Gebied Betaald parkeren is onder meer het gebied waarbinnen belang-hebbende parkeerde, de Kruisweg van Stationsweg tot Hoofdweg, aangewezen als zone- B-gebied, zijnde een gebied waarbinnen tegen betaling van parkeerbelasting geparkeerd mag worden. Het Besluit is in overeenstemming met het bepaalde in arti-kel 139 van de Gemeentewet bekend gemaakt in het in de gemeente Haarlemmer-meer gratis huis aan huis verspreide blad 'Het Witte Weekblad' van 20 september 2000, nummer 38/155. Belanghebbende was derhalve parkeerbelasting verschuldigd op grond van genoemde verordening en genoemd besluit, waarvan de bekendmaking op rechtsgeldige wijze is geschied. De stelling van belanghebbende dat (naar het Hof begrijpt) genoemd besluit ook had moeten worden gepubliceerd in een in zijn woon-plaats, Z, huis-aan-huis verspreid blad vindt geen steun in het recht en moet daarom worden verworpen.
5.2. Partijen zijn verder verdeeld over het feit of ter plaatse voldoende kenbaar was dat parkeerbelasting was verschuldigd. Het Hof is van oordeel dat dit het geval is. Ten aanzien van de parkeerautomaat die op de Kruisweg aanwezig is tussen de Hoofdweg en de Stationsweg en die belanghebbende gepasseerd is alvorens te parke-ren, blijkt die voldoende kenbaarheid uit de door belanghebbende en door verweer-der overgelegde foto's. Uit deze foto's, in onderling verband bezien, leidt het Hof af dat de parkeerautomaat zich -vanuit belanghebbendes rijrichting- zichtbaar op korte afstand rechts van hem bevond toen hij deze passeerde en dat de parkeerautomaat zich op zodanige korte afstand van zijn parkeerplaats bevond dat hij erop bedacht moest zijn dat ook ter zake van het parkeren op die parkeerplaats belasting verschul-digd was. Zulks geldt temeer nu het Hof aannemelijk acht dat -naar K ter zitting heeft verklaard- belanghebbende op de route die hij volgde alvorens zijn parkeer-plaats te bereiken, drie borden is gepasseerd die voor hem op voldoende kenbare wijze aangaven dat hij een betaald-parkerengebied binnenreed, dan wel zich in een dergelijk gebied bevond. Ook is hier van belang dat zich, blijkens belanghebbendes foto 5 en de daarop ter zitting door hemzelf gegeven toelichting, zeer kort (vanuit zijn rijrichting gezien) na de plaats waar hij parkeerde een -voor hem vanaf die plaats goed zichtbaar- bord bevond, waarop, naar verweerder onweersproken heeft gesteld, stond vermeld dat aldaar een einde kwam aan het betaald-parkerengebied. Het feit dat belanghebbende in de veronderstelling verkeerde in een ander gebied terecht te zijn gekomen waarvoor andere regelgeving geldt omdat hij na het verlaten van het winkelgebied een grote weg, de Hoofdweg, was gepasseerd doet hieraan niet af en komt voor zijn rekening. Dit alles brengt mee dat het Hof van oordeel is dat het voor belanghebbende voldoende kenbaar is geweest dat ter plaatse voor het parkeren be-taald diende te worden en dat het gelijk derhalve aan verweerder is.
6. Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor het vergoeden van proceskosten als be-doeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
7. Beslissing
Het Hof verklaart het beroep ongegrond.
De uitspraak is vastgesteld op 31 mei 2002 door mr. Steenbergen, lid van de belas-tingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Couperus als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.
Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geano-nimiseerde vorm.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden ge-nomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).
2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a) de naam en het adres van de indiener;
b) de dagtekening;
c) een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d) de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.