Arrestnummer:
Rolnummer: 23-002826-01
Datum uitspraak: 12 februari 2002
Tegenspraak
Verkort arrest van het gerechtshof te Amsterdam
gewezen op het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Haarlem van 9 augustus 2001 in de strafzaak onder parketnummer 15/030664-01 tegen
Samuel [verdachte],
geboren te [plaats] (Ghana) op [datum] 1956,
wonende te [adres],
thans verblijvende in P.I. Haarlem, 2031 XC Haarlem, Harmenjansweg 4.
1. Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 26 juli 2001 en in hoger beroep van 29 januari 2002.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van de dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd. De inhoud daarvan wordt hier overgenomen.
3. Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het zich daarmee niet verenigt.
Naar het oordeel van het hof is wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair is tenlastegelegd, met dien verstande dat
hij op 30 april 2001 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 10.371,2 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen primair meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. Bespreking van gevoerd verweer
Door en namens de verdachte is op de terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep aangevoerd dat in Brazilië een geestelijke die de verdachte 20 jaar geleden voor het laatst had gezien, aan de verdachte had gevraagd een koffer waarin cadeaus zaten voor de in Ghana wonende dochter van deze geestelijke mee te nemen. De verdachte geloofde deze man en stemde toe. Vervolgens zou de verdachte op het vliegveld van Sao Paulo de koffer van de geestelijke in ontvangst nemen. De koffer waarin de cocaïne is aangetroffen, had de verdachte overigens zelf pas op Schiphol bij de Marechaussee gezien, aangezien de geestelijke de koffer in Sao Paulo tezamen met verdachtes ruimbagage had ingecheckt, waartoe de verdachte hem zijn vliegticket zou hebben overhandigd. Daardoor waren eventuele bijzonderheden aan de koffer hem niet opgevallen. De geestelijke werd bij de ontmoeting op het vliegveld in Sao Paulo vergezeld van twee, de verdachte onbekende heren.
Het hof hecht aan deze lezing van de gebeurtenissen - waarvoor in het dossier geen enkel aanknopingspunt is te vinden buiten verdachtes eigen verklaring - geen geloof; met name is niet aannemelijk geworden dat de koffer met cocaïne buiten de verdachte om als ruimbagage is aangeboden bij de incheckbalie, waar een dergelijke gang van zaken afwijkt van hetgeen gebruikelijk is bij het inchecken voor KLM-vluchten op internationale luchthavens en het dossier niets behelst omtrent bijzondere omstandigheden die erop kunnen wijzen dat zulks niettemin is geschied. Bovendien bleek de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep niet in staat te zijn enig adres of telefoonnummer te verschaffen van de door hem bedoelde geestelijke.
Ten overvloede overweegt het hof nog het volgende. Het is een ervaringsregel dat pakketten, tassen of koffers die door derden aan passagiers voor internationale vluchten worden meegegeven in veel gevallen contrabande bevatten. Degene die een koffer van een ander zonder die te controleren meeneemt op een intercontinentale vlucht, aanvaardt welbewust de aanmerkelijke kans dat drugs worden ingevoerd in het land van de tussenstop en/of eindbestemming. Dat is niet anders indien degene die de koffer meegaf een geestelijke zou zijn.
6. De strafbaarheid van het feit
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid, onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de invoer van een aanzienlijke hoeveelheid - namelijk meer dan 10 kilogram - cocaïne, welke hoeveelheid geschikt is voor verdere verspreiding en handel. Cocaïne is een zogeheten hard drug. Hard drugs vormen een ernstig gevaar voor de volksgezondheid en het gebruik ervan is ook bezwarend voor de samenleving onder andere vanwege de daarmee gepaard gaande door verslaafden gepleegde criminaliteit. Een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur is passend en geboden. Het hof bepaalt de duur van deze gevangenisstraf in dit geval - overeenkomstig het vonnis van de rechtbank in eerste aanleg en de vordering van de advocaat-generaal ter terechtzitting in hoger beroep - op 48 maanden.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 3 oktober 2001.
Ten aanzien van de onder de verdachte inbeslaggenomen cheque van de Midland Bank (ten bedrage van 5000 US dollar) gelast het hof de bewaring ten behoeve van de rechthebbende, nu de verdachte op 2 mei 2001 tegenover de douaneambtenaren van het Schipholteam heeft verklaard dat hij het genoemde bedrag reeds toegezonden heeft gekregen.
9. De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 48 (ACHTENVEERTIG) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Gelast de teruggave van
- een Visakaart MBNA, nummer [...] aan de uitgevende instantie.
Gelast de teruggave van
- buitenlands geld: 1x100, 2x20, 1x5 en 3x1 US dollar aan de verdachte.
Gelast de bewaring van
- een cheque van 5000 US dollar van de Midland Bank ten behoeve van de rechthebbende.
Dit arrest is gewezen door de vierde meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. Verspyck Mijnssen, Wiewel en De Winter, in tegenwoordigheid van mr. Peters als griffier en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 februari 2002.
Mr. Verspyck Mijnssen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.