ECLI:NL:GHAMS:2002:AE5569

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 april 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
23-003682-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Scholten
  • J. Veldhuisen
  • M. Voncken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag en poging tot doodslag met vuurwapen op feestavond

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 april 2002 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank te Alkmaar. De verdachte, geboren op Curaçao en thans gedetineerd in PI Toorenburgh te Heerhugowaard, was betrokken bij een schietincident op 28 oktober 2000 tijdens een feestavond in een buurtcentrum. Verdachte heeft met een semi-automatisch vuurwapen op M.A. geschoten, wat leidde tot diens overlijden. Daarnaast heeft hij ook op L.A. en L.M. geschoten, waardoor hun leven in gevaar werd gebracht. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de weken voorafgaand aan het incident onder grote stress stond, wat heeft bijgedragen aan zijn handelen. Het hof oordeelde dat de doodslag niet 'in koelen bloede' was gepleegd, maar het gevolg was van een combinatie van angst en stress. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot acht jaar gevangenisstraf, maar het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld en eiste twaalf jaar. Het hof heeft uiteindelijk de straf vastgesteld op negen jaar gevangenisstraf, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. Het hof heeft ook de inbeslaggenomen patronen onttrokken aan het verkeer en de teruggave van de auto en sleutels aan de rechthebbenden gelast.

Uitspraak

arrestnummer
rolnummer 23-003682-01
datum uitspraak 23 april 2002
tegenspraak
Verkort arrest van het Gerechtshof te Amsterdam
gewezen op het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Alkmaar van
16 oktober 2001 in de strafzaak onder parketnummer 14/010306-00 tegen
[verdachte],
geboren te Curaçao op 14 september 1971,
wonende te [adres],
thans gedetineerd in PI Toorenburgh te Heerhugowaard.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 2 oktober 2001 en in hoger beroep van 9 april 2002.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals op de terechtzitting in hoger beroep op vordering van de advocaat-generaal gewijzigd. Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd. De inhoud daarvan wordt hier overgenomen.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het zich daarmee niet verenigt.
De bewijslevering
Naar het oordeel van het hof is wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2 primair en 3 primair is tenlastegelegd, met dien verstande dat
- ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde -
hij op 28 oktober 2000 in de gemeente Den Helder opzettelijk M.A. [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk meermalen gericht met een vuurwapen op het lichaam van die [slachtoffer 1] geschoten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
- ten aanzien van het onder 2 primair tenlastegelegde -
hij op 28 oktober 2000 in de gemeente Den Helder ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd L.A. [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen meermalen in de richting van het lichaam van voornoemde L.A. [slachtoffer 2] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
- ten aanzien van het onder 3 primair tenlastegelegde -
hij op 28 oktober 2000 in de gemeente Den Helder ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd L.M. [slachtoffer 3] van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen meermalen in de richting van het lichaam van voornoemde L.M. [slachtoffer 3] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen onder 1, 2 primair en 3 primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde:
doodslag;
ten aanzien van het onder 2 primair en 3 primair tenlastegelegde:
poging tot doodslag, meermalen gepleegd.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
De op te leggen straf en maatregel
De rechtbank heeft verdachte terzake van de hiervoor bewezen verklaarde strafbare feiten veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht jaren.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep in gesteld. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd de verdachte terzake van moord en poging tot doodslag, meermalen gepleegd, te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft op een plaats waar op dat moment meerdere mensen -bezoekers van een feestavond in een buurtcentrum- aanwezig waren met een semi-automatisch vuurwapen van korte afstand een groot aantal -minstens tien- keren gericht geschoten op M.A. [slachtoffer 1], waarbij laatstgenoemde voornamelijk in de rug werd geraakt en kort daarna ten gevolge hiervan is overleden. Door het aldus handelen van verdachte is de rechtsorde ernstig geschokt en is groot
-onherstelbaar- leed berokkend aan de nabestaanden van het slachtoffer.
Verdachte heeft bovendien door een kogelregen af te vuren op een plaats waar ook anderen dan het beoogde slachtoffer aanwezig waren -en zonder zich ervan rekenschap te geven dat ook die anderen dodelijk getroffen zouden kunnen worden- het leven en de gezondheid van die anderen, in het bijzonder L.A. [slachtoffer 2] en L.M. [slachtoffer 3], in gevaar gebracht.
Het hof acht uit het verhandelde ter zitting in hoger beroep en uit de stukken -waaronder met name het psychiatrisch/psychologisch rapport opgemaakt door J.H. Scheffer, zenuwarts en J.P.M. Hent, psycholoog, beiden verbonden aan de Psychiatrische Observatiekliniek te Utrecht van het Pieter Baan Centrum (hierna: het PBC), van 5 september 2001- aannemelijk geworden dat verdachte in de weken voorafgaand aan voormelde schietpartij in toenemende mate aan stress heeft blootgestaan. Het PBC spreekt in dit verband van het opkroppen van frustraties en een geringe sociale weerbaarheid van verdachte. Die frustraties hielden -althans deels- verband met een aantal door de verdachte als vernederend ervaren gebeurtenissen in het recente verleden die hij onvoldoende kon verwerken en met het feit dat hij ervan uitging dat zijn aanzien binnen de Antilliaanse gemeenschap waarvan hij deel uitmaakte, ten gevolge van die gebeurtenissen was geschaad. Daarnaast leefde verdachte in een zekere, naar het hof aannemelijk acht geworden: toenemende, angst voor [slachtoffer 1], die hem op enig moment in het recente verleden met een vuurwapen bedreigd zou hebben.
Tegen die achtergrond is het hof van oordeel dat de door verdachte gepleegde doodslag geacht moet worden eerder het rechtstreekse gevolg te zijn geweest van een cumulatie van hevige gevoelens van angst en stress die -met desastreuze gevolgen- tot een ontlading zijn gekomen toen verdachte op de bewuste feestavond bij het buurthuis tot zijn verwarring en schrik met de aanwezigheid van [slachtoffer 1] werd geconfronteerd, dan dat sprake is geweest van een "in koelen bloede" gepleegde doodslag.
Het hof verenigt zich, op de gronden hiervoor uiteengezet en gelet op hetgeen overigens te dien aanzien in voornoemd rapport van het PBC van 5 september 2001 staat vermeld, met de conclusie van dit rapport dat verdachte ten tijde van het plegen van de hem tenlastegelegde feiten lijdende was aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling zijner geestesvermogens, dat deze feiten hem in enigszins verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Het vorenstaande neemt niet weg dat verdachte een zeer ernstig verwijt treft ten aanzien van het feit dat hij, lijdende aan gevoelens van angst en stress als hiervoor vermeld, een vuurwapen bij zich is gaan dragen, nu immers voor de hand lag dat hij, juist geteisterd door die gevoelens, lichtzinnig tot daadwerkelijk gebruik van dit wapen zou kunnen komen. Verdachte heeft de problemen daarmee in zekere zin opgezocht. Daar komt nog bij dat, naar is komen vast te staan, verdachte kort voor de schietpartij voor de keuze heeft gestaan óf het terrein van het buurthuis te verlaten via een tegelpad dat hem langs [slachtoffer 1] zou voeren, óf via een, iets minder comfortabele, doch veelvuldig door bezoekers van het buurthuis gebruikte alternatieve route via een 'modderpaadje' dat hem niet langs [slachtoffer 1] zou voeren. Verdachte heeft voor eerstgenoemde route gekozen. Ook ten aanzien van die -naar is gebleken: fatale- keus treft verdachte een verwijt.
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de over verdachte uitgebrachte rapporten van Reclassering Nederland van 28 november 2000 en 6 februari 2001.
Verdachte is, blijkens een te zijnen name gesteld uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 4 april 2002 niet eerder veroordeeld voor het plegen van geweldsdelicten.
Al het voorgaande overwegende acht het hof oplegging van na te noemen gevangenisstraf passend en geboden.
De inbeslaggenomen patronen dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en het algemeen belang. Voorts is gebleken dat het bewezenverklaarde met behulp van deze voorwerpen is begaan.
De inbeslaggenomen personenauto (Toyota Starlet, kenteken: [kenteken]) dient te worden teruggegeven aan de rechthebbende, te weten L.M. [slachtoffer 3], wonende te [adres]
De inbeslaggenomen sleutels met de opdruk "Audi" dienen te worden teruggegeven aan de rechthebbende, te weten M. G. [betrokkene], wonende te [adres]
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36b, 36c, 45, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
De beslissing
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde feiten, zoals hierboven omschreven, heeft begaan;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2 primair en 3 primair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart dat het bewezen verklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 9 (NEGEN) JAREN;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
verklaart onttrokken aan het verkeer: twee patronen;
gelast de teruggave van: een personenauto (Toyota Starlet, kenteken: [kenteken]) aan L.M. [slachtoffer 3], wonende te [adres], en van de sleutels met de opdruk "Audi" aan M. G. [betrokkene], wonende te [adres]
Dit arrest is gewezen door de vijfde meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. Scholten, Veldhuisen en Voncken, in tegenwoordigheid van mr. Heijermans als griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 april 2002
Mr. Voncken is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.