ECLI:NL:GHAMS:2002:AF0438

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02/01067 PV
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Goes
  • J. van der Laan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2000 met betrekking tot dieetkosten

In deze zaak gaat het om een beroep van belanghebbende, X, tegen een uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst inzake de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2000. De zaak werd behandeld op 15 oktober 2002, waarbij belanghebbende in beroep ging tegen de beslissing van de inspecteur om dieetkosten, gemaakt voor de behandeling van zijn zoon met phenylketonurie, niet als aftrekbare uitgaven te beschouwen. De inspecteur had eerder, in 1991, deze kosten wel geaccepteerd, maar in 2000 werd dit standpunt herzien. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslag voor het jaar 1998, waarbij het Hof eerder oordeelde dat zijn beroep op het vertrouwensbeginsel gegrond was. In de huidige procedure was de vraag of belanghebbende recht had op aftrek van dieetkosten voor het jaar 2000 op basis van het vertrouwensbeginsel. Het Hof oordeelde dat de inspecteur zijn standpunt over de aftrekbaarheid van de dieetkosten niet zomaar kon wijzigen zonder rekening te houden met het gewekte vertrouwen van belanghebbende. Het Hof verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de inspecteur en verlaagde de aanslag tot een belastbaar inkomen van ƒ 72.467. Tevens werd de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van belanghebbende.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Tiende Enkelvoudige Belastingkamer
PROCES-VERBAAL
van de mondelinge uitspraak in het beroep van X te Z, belanghebbende,
tegen
een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Particulieren/Ondernemingen P hierna de inspecteur, gedagtekend 8 januari 2002, betreffende de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2000.
Het beroep is behandeld ter zitting van 15 oktober 2002.
Beslissing
Het Hof:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak;
- vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 72.467;
- veroordeelt de inspecteur in de door belanghebbende gemaakte kosten van het geding tot een bedrag van € 118,91 en wijst de Staat aan dit bedrag aan belanghebbende te voldoen, en
- gelast de Staat het gestorte griffierecht ad € 29 aan belanghebbende te vergoeden.
Gronden
1.1. De in 1991 geboren zoon van belanghebbende en zijn echtgenote lijdt aan phenylketonurie. In verband hiermee volgt de zoon een dieet (hierna: het dieet). Belanghebbende heeft uitgaven gedaan ter zake van het dieet en deze uitgaven in zijn aangiften voor de inkomstenbelasting vanaf het jaar 1992 gerekend tot de uitgaven ter zake van ziekte. Bij het regelen van de aanslagen voor de jaren 1992 en 1993 is over deze uitgaven overleg gevoerd tussen belanghebbende en de inspecteur. De uitgaven zijn door de inspecteur tot en met de aanslag voor het jaar 1997 in aftrek toegelaten.
1.2. Bij de behandeling van de aangifte voor het jaar 1998 heeft de inspecteur belanghebbende bij brief van 6 november 2000 meegedeeld dat hij de door belanghebbende in aanmerking genomen kosten van het dieet ad ƒ 7.182 niet als uitgaven ter zake van ziekte in aanmerking neemt onder verwijzing naar de door de wetgever opgestelde lijst voor aftrekbare diëten op welke lijst het dieet niet voorkomt.
1.3. Belanghebbende heeft tegen de aanslag voor het jaar 1998 bezwaar gemaakt in december 2000. Hij heeft zich in zijn bezwaar beroepen op door de inspecteur gewekt vertrouwen. Na afwijzing van het bezwaar, bij uitspraak van 5 februari 2001, heeft belanghebbende beroep ingesteld. Het Hof heeft op dit beroep, kenmerk 01/00611, uitspraak gedaan op 18 juli 2001 en daarbij geoordeeld dat belanghebbendes beroep op het vertrouwensbeginsel gegrond is.
1.4. Bij het behandelen van de aangifte voor het jaar 1999 heeft de inspecteur de aangifte op het punt van de dieetkosten gevolgd. Belanghebbende heeft zijn aangifte voor het onderhavige jaar ingediend in april 2001 en in die aangifte uitgaven ter zake van ziekte in aanmerking genomen, waaronder die voor het dieet. De inspecteur heeft de in aanmerking genomen dieetkosten verminderd met ƒ 1.163, zijnde - naar niet in geschil is - de aan de periode 6 november 2000 tot en met ultimo 2000 toe te rekenen kosten.
2. Belanghebbende heeft ter zitting zijn beroep op het gelijkheidsbeginsel ingetrokken.
3.1. Vaststaat dat de uitgaven terzake van het dieet geen buitengewone lasten zijn in de zin van artikel 46, derde lid, onder c, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964.
3.2. In geschil is of belanghebbende op basis van het vertrouwensbeginsel voor het gehele jaar 2000 recht heeft op aftrek van de uitgaven ter zake van het dieet.
4.1. De inspecteur heeft in zijn brief van 6 november 2000 aan belanghebbende meegedeeld dat het dieet niet vermeld staat "op de door de wetgever opgestelde lijst voor aftrekbare diëten" en hij heeft daaraan de conclusie verbonden dat de desbetreffende uitgaven niet aftrekbaar zijn. De evenbedoelde mededeling laat geen andere conclusie toe dan dat deze het vertrouwen dat de inspecteur de dieetuitgaven als buitengewone lasten in aftrek zou blijven toelaten (zie 1.3.), moet hebben weggenomen.
4.2. Indien een inspecteur tot het beëindigen van het opgewekt vertrouwen overgaat, behoort hij daarbij rekening te houden met de gerechtvaardigde belangen van de belanghebbende. Voor een geval als het onderhavige waarin het vertrouwensbeginsel is gebaseerd op een impliciete standpuntbepaling van de inspecteur en de inspecteur eerst bij schrijven van 6 november 2000 het vertrouwen heeft weggenomen, betekent dit dat de inspecteur zijn standpunt eerst met betrekking tot de heffing van inkomstenbelasting voor het jaar 2001 kan herzien.
5. Het vorenoverwogene voert tot de slotsom dat het beroep gegrond is.
Proceskosten
Het Hof acht op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht termen aanwezig verweerder te veroordelen tot vergoeding van de door belanghebbende gemaakte proceskosten.
De voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn opgenomen in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Voor het onderhavige geval zijn dat de kosten vermeld in de onderdelen c en d van deze bepaling, te weten de voor het verschijnen ter zitting gemaakte reis- en verletkosten.
Partijen hebben ter zitting verklaard dat een uurtarief van ƒ 60 redelijk is. Uitgaande van de vier door belanghebbende gestelde uren verlet, berekent het Hof de verlet kosten op (4 x 60 = ƒ 240) € 108,91. De reiskosten worden ingevolge het bepaalde in artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel c en d, van dit besluit bepaald op de reiskosten openbaarvervoer tweede klasse, Purmerend-Amsterdam v.v. ad € 10, zodat de totale proceskosten uitkomen op € 118,91.
Voor een veroordeling in de kosten van A, zwager van belanghebbende en diens gemachtigde, acht het Hof geen termen aanwezig, nu deze ter zitting heeft verklaard dat hij niet professioneel rechtsbijstand verleent. Het ter zitting gedane beroep op een vergoeding van de door hem gemaakte reis- en verletkosten voor het bijwonen van de zitting wordt mitsdien verworpen.
De uitspraak is gedaan op 29 oktober 2002 door mr. Goes, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Van der Laan als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal door het lid van de belastingkamer en de griffier ondertekend.
Het hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm.
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak is een griffierecht verschuldigd. Na het verzoek tot vervanging ontvangt U van de griffier een nota griffierecht.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.