2.1. Belanghebbende is een société anonyme, een vennootschap naar Zwitsers recht, en is feitelijk en statutair in Zwitserland gevestigd. Belanghebbende maakt deel uit van het concern van Z SA, een Zwitsers concern dat zich bezighoudt met de produc-tie, verkoop en distributie van a-producten. Belanghebbende heeft als doel en feite-lijke werkzaamheden de ontwikkeling, industrialisatie en commercialisering van hoogwaardige specialistische preparaten voor de industrie van a-producten. Zij is op dit gebied een van de leidende partijen op de wereldmarkt. Belanghebbende is ook actief op het gebied van minder hoogwaardige preparaten, doch deze activiteiten zijn ondergeschikt.
2.2. De activiteiten van belanghebbende kunnen volgens de uiteenzetting in het be-roepschrift worden ingedeeld in drie groepen: (i) research en development, (ii) pro-ductie en aflevering en (iii) marketing en ontwikkeling van marktstrategieën, een en ander door belanghebbende toegelicht als hieronder weergegeven.
2.2.1. (…)
2.2.2. (…)
2.2.3. (…)
2.3. Tot het concern van Z SA behoort Y BV. Y BV is de voornaamste productie- en verkoopmaatschappij van het concern in Nederland. Tussen belanghebbende en Y BV is, gedagtekend 4/5 juni 1991, een zogenaamde Manufacturing and Distributing Agreement gesloten. In deze overeenkomst, waarvan een kopie als bijlage 7 van het beroepschrift tot de stukken behoort, is onder meer het volgende opgenomen:
"WHEREAS
A. [belanghebbende] (…) has acquired from the trademark and process owner the right to manufacture and to sell under the trademark X the products mentioned in Annex I of this Agreement (hereinafter referred to as "the Products"),
B. [belanghebbende] is entitled to assign these rights to manufacture and to sell to other companies provided however that the right of the trademark and process owner to con-trol the quality of the Products is safeguarded,
C. [belanghebbende] is entitled to receive from the trademark and process owner the tech-nical assistance for the manufacturing of the Products and to assign their rights to other companies as defined hereabove,
D. [belanghebbende] is desirous of finding a manufacturer able to fulfil its needs,
E. Y BV (…) is willing to manufacture the Products.
F. Y BV is also willing to take over the distribution of the Products in the Territory de-signed below (G.) whether manufactured by Y BV or imported from other countries.
G. The Territory for the distribution of the Products shall consist of the Netherlands until 31 May 1991. From 1 June 1991 onwards, the Territory shall include the Netherlands, Bel-gium and Luxemburg.
THEREFORE IT IS AGREED AS FOLLOWS:
Article 1
(Production)
1.1. Y BV agrees to manufacture such quantities of the Products as well as any further prod-ucts which may be agreed upon by the parties as to meet its own needs for the market within the Territory as well as the requirements of [belanghebbende] for export to other countries.
[Belanghebbende] shall inform from time to time Y BV of its requirements so as to al-low Y BV to plan the production and to deliver the goods when so desired by [belang-hebbende].
1.2. [Belanghebbende] or the trademark and process owner or any third company appointed by them shall give to Y BV complete and detailed specifications of the Products with in-structions as to the materials and methods of manufacture, the process to be applied as well as the packaging and labelling of the Products.
1.3. [Belanghebbende] or any company appointed by [belanghebbende] (…) shall give to Y BV the technical assistance regarding the manufacture of the Products. (…)
1.4. Y BV shall comply strictly with the instructions given by [belanghebbende] (…).
1.5. Y BV shall take all necessary measures to ensure that all formulae, instructions and in-formation (…) are kept secret (…).
1.6. [Belanghebbende] and/or the trademark and process owner (…) shall have the right at all times to inspect the methods of manufacturing (…) and to refuse to release for sale any product which does not comply with the standards of quality (…).
1.7. All expenses related to the technical assistance as well as to the control of the Poducts as described above shall be borne by [belanghebbende].
Article 2
(Distribution)
2.1. Local sales and import to the Territory
2.1.1. [Belanghebbende] shall be responsible for all the market research, the market survey, the marketing, the advertising, the visits to the customers and the technical assistance of the customers. All expenses related to these activities including the salary of the persons em-ployed by [belanghebbende] to this effect will be borne by [belanghebbende]. It is understood that these activities of [belanghebbende] cover all the industrial products sold in the Territory whether manufactured bij Y BV or imported.
2.1.2. [Belanghebbende] agrees herewith that Y BV sells on its behalf and for its own ac-count that quantity of the Products manufactured by Y BV necessary to meet the require-ments of the customers within the Territory. (…)
In consideration of the rights granted to Y BV by [belanghebbende] and the services rendered by [belanghebbende] to Y BV according to this Agreement, Y BV agrees to pay to [belang-hebbende] on the above mentioned sales as well as on its own use a commission of 15% on domestic selling prices less VAT for the Products.
2.1.3. [Belanghebbende] shall arrange to supply the other products to Y BV for sale in the Territory which Y BV might order to meet the requirements of customers within the Terri-tory. The commission referred to under 2.1.2. shall not apply to these other products.
2.2. Exports
2.2.1. The price to be paid to Y BV by [belanghebbende] for the Products shall be the total of the following amounts:
a) the factory costs (…); and
b) an additional 5 % (…) of the added value on the said products supplied (…); and
c) head office expenses specifically related to exports (…); and
d) a appropriate billing adjustment, if necessary, for all parts of the formula after the end of each period, when the revised or actual costs have been determined.
(…)
2.2.2. The Products to be supplied shall be delivered to [belanghebbende] or to any company nominated by [belanghebbende] at such times and such places as [belanghebbende] shall from time to time direct.
2.2.3. The orders executed shall be invoiced monthly by Y BV (…)
Article 3
(Liability)
Defects in or damages to the Products caused by Y BV, failure or delay by Y BV to deliver or by [belanghebbende] in taking delivery shall make the responsible party liable to a claim of performance or damages, if caused by reasons within its control or attributable to negli-gence or default by the party or its employees. Additionally, Y BV assumes sole responsibil-ity for product liability claims, unless they are attributable to negligence or default by [be-langhebbende].
Article 4
(Terms and Termination; Cancellation of previous agreements)
4.1. This Agreement shall be effective retrospectively from 1 January 1988 (…)
4.2. (…)
Article 5
(Applicable law; arbitration clause)
(…)".
2.4. Tot de stukken van het geding (bijlage 30 van het beroepschrift) behoort een kopie van een brief van 24 juli 1985 van Y BV aan de Inspecteur der directe belas-tingen te Q met de volgende inhoud:
"Naar aanleiding van het vragenformulier dat u heeft verzonden naar de heer E delen wij u het volgende mede:
[Belanghebbende] is gevestigd in Zwitserland, Postbus XXX, R.
De onderneming heeft geen vestiging in Nederland, alleen één in Nederland wonende werk-nemer.
[Belanghebbende] is gelieerd met Z SA in Zwitserland en dat is de reden waarom wij als cor-respondentieadres voor [belanghebbende] fungeren en omdat dit administratief eenvoudiger is, het salaris van de heer E uitbetalen.
Deze situatie bestaat al meer dan 10 jaar en toen wij destijds bij de inspectie S een stam-nummer voor de loonbelasting vroegen werd ons medegedeeld dat dit niet kon worden toe-gekend omdat [belanghebbende] geen Nederlandse vestiging heeft.
(…)".
2.5.1. Bij brief van 15 juni 1994 wendde L van Y BV zich tot de inspecteur. De brief, waarvan een kopie tot de stukken behoort (bijlage 31 van het beroepschrift), luidde als volgt:
"Onder de handelsnaam X wordt -via Y- een bepaalde categorie produkten in Nederland ver-kocht. Ten behoeve van deze handel zijn er 4 personen werkzaam in Nederland.
Deze personen zijn in dienst van [belanghebbende] in Zwitserland. De salaris betaling wordt verzorgt door Y BV, hierbij wordt geen loonheffing ingehouden.
De verschuldigde belasting wordt middels een (voor-)aanslag Inkomsten Belasting verre-kend.
Deze situatie heeft voor de personen in kwestie en voor Y een aantal nadelen. Wij zouden er dan ook toe over willen gaan om loonheffing in te houden.
Gaarne vernemen wij van u per welke datum dit mogelijk is, of er ook stappen ondernomen moeten worden in de richting van de lokale inspecties en zo ja welke.
(…)".
2.5.2. Naar aanleiding van deze brief heeft de inspecteur bij brief van 30 juli 1994 (bijlage 32 van het beroepschrift) enkele vragen gesteld aan Y BV. Deze vragen zijn door Y BV beantwoord bij brief van 6 september 1994 (bijlage 33 van het beroep-schrift). Bij brief van 30 september 1994 (bijlage 34 van het beroepschrift) verstrekte Y BV aan de inspecteur nog enkele gegevens, te weten de integrated operating pro-fits van Y BV ter zake van X-activiteiten. Volgens deze brief bedroegen deze in:
1993 ƒ 2.384.000
1992 ƒ 2.091.000
1991 ƒ 1.280.000
1990 ƒ 898.000
1989 ƒ 717.000
1988 ƒ 1.080.000
2.5.3. Bij brief van 6 april 1995 (bijlage 35 van het beroepschrift) heeft de inspecteur aan Y BV onder meer het volgende geschreven:
"Daarnaast zijn wij na intern beraad naar aanleiding van uw laatste brief over [belangheb-bende] tot de conclusie gekomen dat wij nog géén volledig beeld hebben van alle feiten en omstandigheden."
2.5.4. In de brief stelde de inspecteur vervolgens 16 vragen. De vragen zijn door Y BV beantwoord bij brief van 12 mei 1995 (bijlage 36 van het beroepschrift). Daarbij werden overgelegd de arbeidsovereenkomsten die belanghebbende heeft gesloten met E (overeenkomst van 5 juli 1982; sales promotor), M (20 januari 1994; employ-ee technical customer service), N (19 augustus 1991; sales promotor), en de arbeids-overeenkomsten gesloten door Y BV met O (28 juni 1989; management assistente), T (12 juni 1992; medewerkster verkoop), U (24 september 1992; medewerker ver-koop binnendienst X), V (16 februari 1981; telexiste) en W (28 februari 1994, pro-motie assistente), alsmede uittreksels uit het Handelsregister aangaande Y BV en kopieën van enkele contracten en orders.
2.5.5. Vervolgens heeft de inspecteur bij brief van 7 juli 1995 aan Y BV (bijlage 37 van het beroepschrift) onder meer het volgende geschreven:
"Uit de door u verstrekte feiten blijkt, dat [belanghebbende] over kantoorruimte in Nederland beschikt. De activiteiten van de werknemers van [belanghebbende] in Nederland zijn de vol-gende: Het verstrekken van technische adviezen aangaande het gebruik van X-produkten aan afnemers in Nederland, België en Luxemburg, en de marketing van deze produkten op deze markten.
Contractueel is in de arbeidscontracten uitgesloten, dat werknemers van [belanghebbende] in Nederland verkoopactiviteiten verrichten. De heer E is zowel werkzaam voor [belangheb-bende] als voor X-Nederland, als hoofd van de gehele afdeling X. Deze afdeling bestaat uit personeelsleden in dienst van Y BV en uit personeelsleden in dienst van [belanghebbende].
De heer E is procuratiehouder voor de X-activiteiten van Y BV.
De activiteiten van de werknemers van [belanghebbende] in Nederland zijn erop gericht om de verkopen van [belanghebbende] aan de Benelux-landen via Y BV (afdeling X) te bevorde-ren. In de praktijk komt het erop neer, dat [belanghebbende] een vaste vertegenwoordiging in Nederland heeft, die technische- en marketing-activiteiten t.b.v. de koper van haar produkten verricht (Y BV). Deze koper betaalt hiervoor aan [belanghebbende] een vergoeding ten be-drage van 15% over de haarzelf gefabriceerde en in de Benelux verkochte omzet excl. OB. Over de door Y BV van [belanghebbende] gekochte produkten betaalt Y BV geen (aparte) vergoeding.
Indien in de koopprijs van deze produkten een soortgelijke vergoeding -al dan niet als zoda-nig benoemd- is opgenomen, zijn wij van mening dat deze vergoeding op dezelfde manier dient te worden behandeld als hieronder toegelicht. Wij verzoeken u aan te geven of in de aan Y BV in rekening gebrachte bedragen voor inkopen van [belanghebbende] een vergoeding als hierboven bedoeld is opgenomen.
Wij zijn van mening dat [belanghebbende] een vaste inrichting in Nederland heeft in de vorm van de X-afdeling die de technische- en marketing-activiteiten verricht. De voor deze activi-teiten door Y BV betaalde bedragen (15% van de X-omzet in de Benelux) dienen aan deze vaste inrichting te worden toegerekend.
Uiteraard komen hierop in aftrek de door [belanghebbende] betaalde t.b.v. de X-afdeling sa-laris- en aanverwante kosten. Wij zijn voornemens om [belanghebbende] voor de Nederland-se belastingheffing als buitenlands belastingplichtige te beschrijven m.i.v. 1990.".
2.5.6. Bij brief van 13 juli 1995 (bijlage 38 van het beroepschrift) heeft de gemach-tigde van belanghebbende de inspecteur geschreven:
"Hierbij bevestig ik namens Y BV de goede ontvangst van uw brief van 7 juli jl. gericht aan de heer L.
Vanwege vakanties van betrokkenen zal een reactie u omstreeks week 35 bereiken.".
2.5.7. Het antwoord van Y BV op de brief van de inspecteur van 7 juli 1995 kwam bij brief van de gemachtigde van belanghebbende van 3 oktober 1995 (bijlage 39 van het beroepschrift). De gemachtigde schrijft daarin onder meer:
"Het lijkt ons niet waarschijnlijk dat de activiteiten van [belanghebbende] een vaste inrich-ting vormen in de zin van artikel 49, lid 1 Wet op de IB, omdat deze activiteiten van onder-steunende en/of voorbereidende aard zijn.
Het is vast beleid van het Ministerie van Financiën dat, in overeenstemming met artikel 5 van de OESO model verdragen, ondersteunings-, voorbereidende en hulpactiviteiten van een buitenlandse vennootschap niet leiden tot belastingplicht in Nederland.
Indien u desondanks tot de conclusie zou komen dat [belanghebbende] een vaste inrichting in Nederland heeft kan hieruit niet automatisch worden afgeleid dat de winst, die aan deze vaste inrichting in Nederland dient te worden toegerekend, moet worden vastgesteld op de boven-genoemde vergoeding van 15% die [belanghebbende] ontvangt van Y BV.
Zoals u aangeeft in uw brief van 7 juli 1995 zijn de activiteiten van [belanghebbende] in Ne-derland beperkt tot het verstrekken van technische adviezen. De winst die aan dergelijke acti-viteiten dient te worden toegerekend, kan niet worden berekend op transactiebasis, omdat er geen transacties plaatsvinden. Onder deze omstandigheden ligt een winstberekening op cost plus basis meer voor de hand. (…)
In dit kader merken wij nog op dat uw vraag of de prijzen voor X-aankopen, die door [be-langhebbende] aan Y BV in rekening worden gebracht, een vergoeding bevatten voor de technische en marketing ondersteuning door [belanghebbende] niet van belang is. Indien de winstbepaling plaatsvindt op grond van de cost plus methode, zijn de prijzen die Y BV aan [belanghebbende] betaalt niet relevant.
(…)
Wij kunnen ons niet verenigen met uw voornemen om [belanghebbende] vanaf 1 januari 1990 als buitenlands belastingplichtige te beschrijven. Zelfs indien [belanghebbende] geacht kan worden in Nederland onderworpen te zijn, kan [belanghebbende] slechts als belasting-plichtige worden beschreven vanaf 1 januari 1990 indien er sprake is van een nieuw feit, waarmee u niet eerder bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn. Gezien het feit dat Y BV de Belastingdienst heeft geïnformeerd omtrent de aanwezigheid van [belangheb-bende-]werknemers in Nederland vanaf het begin van haar activiteiten hier te lande is er geen sprake van een nieuw feit.".
2.5.8. Op 20 november 1995 heeft belanghebbende de haar uitgereikte aangiftebil-jetten C voor de jaren 1992 tot en met 1994 bij de inspecteur ingediend. Daarin werd een in Nederland belastbare winst aangegeven berekend op basis van een cost-plusmethode. Bij de aangiften waren geen balansen en winst- en verliesrekeningen van belanghebbende van de desbetreffende jaren gevoegd.
Met dagtekening 30 december 1995 heeft de inspecteur navorderingsaanslagen over de jaren 1990 en 1991 en een aanslag over 1992 opgelegd, met dagtekening 31 de-cember 1996 een aanslag over 1993 en met dagtekening 31 december 1997 een aan-slag over 1994. De (navorderings)aanslagen werden steeds berekend naar een belast-bare winst van ƒ2.000.000. De navorderingsaanslagen werden opgelegd zonder ver-hoging. Tegen de aanslagen heeft belanghebbende steeds een bezwaarschrift inge-diend.
2.5.9. Op 13 maart 1998 heeft de inspecteur de gemachtigde van belanghebbende een brief gezonden waarin hij een overzicht heeft opgenomen van de feiten, een uiteen-zetting gaf van het eigen standpunt en met betrekking tot een aantal punten verzocht inlichtingen te verschaffen. Hij verzocht de gemachtigde deze vragen te beantwoor-den vóór eind april 1998.
2.5.10. Bij brief van 17 april 1998 (door de inspecteur per fax ontvangen op 20 april 1998) heeft de gemachtigde de inspecteur geantwoord dat zo spoedig mogelijk ant-woord op de vragen zou worden gegeven. De gemachtigde vroeg in de brief de in-specteur voorts een nadere toelichting te verschaffen over de precieze inhoud van de door de inspecteur in zijn brief van 13 maart 1998 gebezigde term "verkoopactivi-teiten".
2.5.11. Bij brief van 20 april 1998 heeft de inspecteur de brief van de gemachtigde van 17 april 1998 beantwoord en daarin aangegeven dat de vraagstelling door de gemachtigde niet de termijn voor beantwoording van de brief van 13 maart 1998 opschortte.
2.5.12. Bij brief van 29 april 1998 deelde de gemachtigde de inspecteur mee dat hij en belanghebbende niet in staat waren de brief van 13 maart 1998 vóór 30 april 1998 te beantwoorden. Een antwoord zou evenwel zo spoedig mogelijk worden gegeven.
2.5.13. Bij brief van 15 mei 1998 stelde de inspecteur belanghebbende nogmaals in de gelegenheid de gevraagde informatie aan te leveren. Als uiterste datum voor be-antwoording werd gesteld 12 juni 1998. Daarbij werd vermeld dat indien op die da-tum de gevraagde informatie niet zou zijn ontvangen het bepaalde in artikel 25, zesde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) toepassing zou vin-den.
2.5.14. De gemachtigde reageerde bij brief van 12 juni 1998. Daarin gaf hij aan dat de gestelde datum niet zou worden gehaald. Hij vroeg de inspecteur om begrip.
2.5.15. Bij brief van 30 juni 1998 heeft de inspecteur de gemachtigde van belang-hebbende het volgende geschreven:
"Op 15 mei bent u peremptoir gesteld ten aanzien van de beantwoording van de vragen die ik heb gesteld in de brief van 13 maart jongstleden. Heden 23 juni 1998 heb ik nog geen ant-woord van u mogen ontvangen. U brief van 12 juni vermag de termijn niet op te schorten.
(…)
Omdat ik geen antwoord op de vragen heb gehad blijf ik bij het standpunt ingenomen bij aan-slagregeling. Er is niet gebleken dat in en hoeverre de aanslag onjuist is. (…) Het niet beant-woorden van de vragen heeft voor belastingplichtige als consequentie dat in de bezwaarfase artikel 25 lid 6 AWR zal worden toegepast en dat de rechter artikel 29 zal toepassen. Belas-tingplichtige heeft immers niet voldaan aan haar verplichtingen van artikel 47, 47a en 49 AWR.
Deze brief dient als motivering op de afwijzing van de bezwaren gericht tegen de aanslagen vennootschapsbelasting 1990 tot en met 1994. De officiële beschikkingen zullen u separaat worden toegezonden (…)".
2.5.16. Bij brieven van 2 juli 1998 en 3 juli 1998 heeft de gemachtigde van belang-hebbende gereageerd op de brief van de inspecteur van 30 juni 1998 en hij heeft daarin geprotesteerd tegen het standpunt dat de inspecteur in die brief heeft ingeno-men.
2.5.17. De in Nederland werkzame werknemers van belanghebbende werken in ruimten (werkkamers en laboratorium) die door Y BV ter beschikking zijn gesteld in haar kantoor in P.
2.6. Met dagtekening 10 juli 1998 heeft de inspecteur uitspraken gedaan op de door belanghebbende ingediende bezwaarschriften en daarbij onder verwijzing naar de brief van 30 juni 1998, ook voor het onderhavige jaar de aanslag gehandhaafd.
2.7. Bij brief van eveneens 10 juli 1998 heeft de gemachtigde van belanghebbende een uiteenzetting gegeven van het standpunt van belanghebbende en is daarbij op enkele punten ingegaan op de door de inspecteur in zijn brief van 13 maart 1998 ge-stelde vragen.