ECLI:NL:GHAMS:2002:AF3022

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 december 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02/2842 PV
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Bijl
  • mr. Van de Merwe
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verrekening van verliezen uit voorgaande jaren in de inkomstenbelasting

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 10 december 2002, gaat het om een beroep van belanghebbende X tegen een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst P, betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1999. De inspecteur had de aanslag verminderd tot een belastbaar inkomen van nihil, waarbij een bedrag van ƒ 5.880 aan ingehouden loonbelasting/premie volksverzekeringen was verrekend. Tevens was vastgesteld dat een bedrag van ƒ 17.315 aan verliezen van voorafgaande jaren was verrekend met het inkomen van belanghebbende over 1999.

Tijdens de zitting op 26 november 2002 heeft belanghebbende gesteld dat het verlies over 1997 hoger is dan door de inspecteur is aangenomen. De inspecteur stelde dat het verlies ƒ 28.831 bedroeg, terwijl belanghebbende dit bedrag op ƒ 57.324 schatte. Het Hof oordeelde echter dat deze door belanghebbende gestelde omstandigheid niet kon leiden tot een vermindering van de aanslag. Er waren geen feiten of omstandigheden aangevoerd die aanleiding gaven voor een verdere vermindering van de aanslag, zoals een hoger bedrag aan voorheffingen.

Het Hof verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien belanghebbende in het ongelijk werd gesteld en er geen bijzondere omstandigheden waren die een andere beslissing rechtvaardigden. De uitspraak werd gedaan door mr. Bijl, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Van de Merwe als griffier. De beslissing werd op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Vierde Enkelvoudige Belastingkamer
PROCES-VERBAAL
van de mondelinge uitspraak in het beroep van X te Z, belanghebbende,
tegen
een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst P, de inspecteur, gedagtekend 14 maart 2002, betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1999.
Het beroep is behandeld ter zitting van 26 november 2002.
Beslissing
Het Hof verklaart het beroep ongegrond.
Gronden
1. Bij de bestreden uitspraak heeft de inspecteur de in geding zijnde aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen van nihil onder verrekening van een bedrag van ƒ 5.880 aan ingehouden loonbelasting/premie volksverzekeringen. Tegelijkertijd heeft de inspecteur bij beschikking vastgesteld dat een bedrag van ƒ 17.315 aan verliezen van voorafgaande kalenderjaren is verrekend met het inkomen van belanghebbende over 1999. Niet in geschil is dat de aanslag en het bedrag aan verrekende verliezen juist zijn.
2. De inspecteur stelt dat het verlies over 1997 ƒ 28.831 bedraagt, terwijl belanghebbende stelt dat dit verlies ƒ 57.324 hoger is. Deze door belanghebbende gestelde omstandigheid kan evenwel niet leiden tot vermindering van de in geding zijnde aanslag. Ook overigens zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of aannemelijk geworden die aanleiding kunnen zijn voor het oordeel dat de aanslag verder zou moeten worden verminderd, bijvoorbeeld omdat een hoger bedrag aan voorheffingen moet worden verrekend.
Proceskosten
Nu belanghebbende in het ongelijk wordt gesteld en zich overigens geen bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan, acht het Hof geen termen aanwezig voor een veroordeling van een partij in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
De uitspraak is gedaan op 10 december 2002 door mr. Bijl, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Van de Merwe als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal door het lid van de belastingkamer en de griffier ondertekend.
Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm.
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak is een griffierecht verschuldigd. Na het verzoek tot vervanging ontvangt U van de griffier een nota griffierecht.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het Gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.