Eerste Meervoudige Belastingkamer
op het beroep van de besloten vennootschap X B.V. te Z (Polen), belanghebbende,
een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Ondernemingen te P, de inspecteur.
1.1. Van belanghebbende is ter griffie een beroepschrift ontvangen op 12 april 2001, ingediend door A te Q. Het beroep is gericht tegen de uitspraak van de inspecteur, gedagtekend 2 april 2001, betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1997.
1.2. De aanslag is berekend naar een belastbaar bedrag van ƒ 450.000. Tevens is een ver-zuimboete van ƒ 1.000 opgelegd in verband met het niet tijdig doen van aangifte. Na bezwaar tegen de aanslag is deze bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.
Het beroep strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en van de aanslag.
1.3. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak.
1.4. Ter zitting van 29 januari 2002 zijn verschenen voornoemde A namens belang-hebbende, alsmede namens de inspecteur B.
1.5. Van A is op 31 januari 2002 een brief ter griffie afgegeven. Op 4 juni 2002 is ter griffie een brief met bijlage ingekomen van drs. C en mr.drs. D (E Belastingadviseurs) te R als gemachtigden van belanghebbende. Van evengenoemde gemachtigden (hierna: gemachtigden) is voorts ter griffie van het Hof ontvangen een faxbericht op 4 juni 2002 en een brief van 5 juni 2002. De inhoud van de evenvermelde stukken is ter zitting van 11 juni 2002 ter kennis van de inspecteur gebracht.
1.6. Op 6 juni 2002 is aan gemachtigde een stuk ter beschikking gesteld dat ten behoeve van de zitting van 29 januari 2002 op 28 januari 2002 door een onbekende persoon ter griffie is afgegeven, aan welk stuk een sticker was gehecht waarop was vermeld 'B A.I8.6'. Van dit stuk hebben gemachtigden bij brief van 5 juni 2002 verklaard dat het tot de administratie van belanghebbende behoort en dat zij het als processtuk wensen te overleggen.
1.7. Ter zitting van 11 juni 2002 zijn verschenen drs. C en mr.drs. D namens belanghebbende, alsmede namens de inspecteur B, tot bijstand vergezeld van F. Partijen hebben ieder een pleitnota voorgedragen en overgelegd. Gemachtigde heeft een kopie overgelegd van de beschreven pagina's van het onder 1.6 vermelde stuk. Van dit stuk is bij brief van de griffier van 6 juni 2002 een kopie aan de inspecteur toegezonden. Voorts is aan partijen ter zitting een kopie overgelegd van een notitie van een medewerker van de griffie waarin deze verklaart omtrent de afgifte op 28 januari 2002 van een donkerroodkleurig boekwerk. Aan het slot van de zitting heeft het Hof partijen medegedeeld dat het belanghebbende in de gelegenheid stelt om binnen twee weken aan te geven of, op basis van de bij belanghebbende aanwezige administratie en het door haar ter zitting overgelegde stuk, alsnog een aangifte kan worden opgesteld. Indien dat mogelijk zou zijn, dan zou belanghebbende vervolgens een termijn van zes weken krijgen om voor de jaren 1997, 1999 en 2000 een aangifte vennootschapsbelasting op te stellen.
1.8. Van belanghebbende is op 25 juni 2002 een faxbericht ontvangen, waarvan een kopie aan de inspecteur is toegezonden. Bij brief van 27 juni 2002, waarvan een kopie aan belanghebbende is toegezonden, heeft de inspecteur gereageerd op evenvermeld faxbericht. Partijen hebben verklaard geen behoefte te hebben aan een nadere behandeling ter zitting.
1.9. Gelijktijdig en met instemming van partijen zijn ter zittingen behandeld de beroepen van belanghebbende inzake de aanslag vennootschapsbelasting 1997, met als kenmerk 01/01231, alsmede de voorlopige aanslagen vennootschapsbelasting 1999 en 2000, met als kenmerk 01/01232 respectievelijk 01/01233.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Belanghebbende, opgericht in 1988 en ten tijde van het indienen van het beroepschrift gevestigd a-straat te Q, houdt zich bezig met de handel in edele metalen, tweedehands sieraden en munten. Zij heeft geen aangiftebiljet vennootschapsbelasting ingediend. De termijn voor het indienen van het aangiftebiljet vennootschapsbelasting 1997 is verstreken op 31 juli 1999. Na dit verstrijken heeft de inspecteur belanghebbende aangemaand tot het uiterlijk 27 augustus 1999 doen van aangifte.
2.2. In een bij het verweerschrift gevoegd stuk, gedagtekend 10 februari 1998 en met als opschrift 'Beknopt verslag boekenonderzoek omzetbelasting', is onder meer het volgende vermeld:
"ALGEMEEN
X en (…) kopen voornamelijk enorme bedragen aan sloopgoud en munten in bij diverse bedrijven, in de meeste gevallen geschied dit contant. Dit is volgens de heer de Glee heel gebruikelijk in deze branche. Zij leveren deels door aan G (S), die het goud zelf smelt en vervolgens doorverkoopt aan H (Duits-
land). Deze verkopen worden per bank betaald (…). X BV en (…) smelten ook zelf goud (…). Deze baren goud worden onder andere verkocht aan I (…Zwitserland). Het wordt door de heer de A zelf of door zijn vader per auto naar Zwitserland gebracht. Er zijn uitvoerbescheiden aanwezig (…). De verkopen en aankopen bij I gaan per bank. Ook worden er goudgrenailles ingekocht bij I en vervolgens geleverd aan J (fabrikant van oa trouwringen).
(…)
X BV
De administratie van X is niet volledig. Op de kasstaten ontbreken begin- en eindsaldi. Er is feitelijk geen boekhouding. Het aanwezige kas, bank, giroboek is slechts bijgehouden tot 12-07-1995. Het kasstelsel wordt ten onrechte gehanteerd."
2.3. Voor de jaren 1995 en 1996 bedroeg de door belanghebbende aangegeven belastbare winst respectievelijk ƒ -/- 252.929 en ƒ 341.652. Met dagtekening 31 juli 2000 heeft de inspecteur ambtshalve een aanslag vennootschapsbelasting 1997 opgelegd berekend naar een belastbaar bedrag van ƒ 450.000.
2.4. In het namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift tegen de aanslag vennoot-schapsbelasting 1997 schrijft A onder meer het volgende:
"Wij kunnen niet inhoudelijk ingaan op de aanslag, omdat wij geen resultatenrekening kunnen opmaken. De reden is dat wij niet kunnen beschikken over een kasboek dat in beslag is genomen. Dit is na te gaan aan de hand van het proces-verbaal van ambtshandeling, dossiernummer (…). Wij hebben het kasboek 1997 tot 1999 nog steeds niet teruggekregen. Dit hebben wij kenbaar gemaakt op 29 maart 2000, bij de FIOD ambtenaar (…)."
2.5. Op verzoek van de inspecteur heeft K, werkzaam bij de Belastingdienst/FIOD vestiging opsporing Q, blijkens een daarvan op 21 december 2000 opgemaakt proces-verbaal onder meer het volgende verklaard:
"In het kader van een strafrechtelijk onderzoek (…) contra o.a. X B.V. heeft op 7 september 1999 (…) op het adres a-straat, Q een huiszoeking plaatsgevonden (…). Tijdens deze huiszoeking aldaar zijn voorwerpen aangetroffen en in beslag genomen. Deze voorwerpen zijn (…) vermeld op een lijst in beslag genomen voorwerpen. Onder punt 19 van de lijst (…) staat vermeld: Kasboek/giroboek A.I.1.16. Op of na 7 september 1999 is geen aantekening gemaakt over welke periode dit kasboek betrekking heeft en hoeveel kasboeken het betreft.
Op 29 maart 2000 heeft L ambtenaar van de belastingdienst (…) diverse in beslag genomen voorwerpen teruggegeven aan de heer A werkzaam bij X BV. Op de door L op 29 maart 2000 opgemaakte kennisgeving van teruggave staat onder object a-straat Q vermeld dat is teruggegeven: Nummer 19: Kas/bank/giroboek. Er is geen aantekening gemaakt over welke periode dit kasboek betrekking heeft en hoeveel kasboeken het betreft.
De heer A heeft op de (…) kennisgeving van teruggave bij nummer 19: Kas/bank/giroboek de volgende aantekeningen genoteerd: Kasboek 1994 t/m 1996 retour ontvangen en 1997 t/m 1999 gaarne retour.
Naar aanleiding van deze notitie heb ik de lijsten van in beslag genomen voorwerpen (…) alsmede de opslagruimte gecontroleerd en vastgesteld dat er binnen de FIOD/
vestiging Q zich geen in beslag genomen voorwerpen met betrekking tot X BV bevinden.
(…)
Ik heb op 21 december 2000 het proces-verbaal en het restdossier contra o.a. X BV doorgenomen. Ik heb hierin geen aantekeningen aangetroffen over een mogelijk kasboek 1997 t/m 1999. Ik kan mij niet herinneren dat ik tijdens het strafrechtelijk onderzoek het kasboek 1997 t/m 1999 heb aangetroffen tussen de overige in beslag genomen voorwerpen.
(…)
Wel is het duidelijk dat binnen de FIOD/vestiging Q geen in beslag genomen voorwerpen inzake X BV zich bevinden. Aan de hand van de lijsten van in beslag genomen voorwerpen, de kennisgeving van teruggave en mijn bevindingen kan ik geen verdere duidelijkheid verschaffen over de wel of niet in beslag neming van een kasboek 1997 t/m 1999."
2.6. Een bij het verweerschrift gevoegde 'Lijst In beslag genomen voorwerpen' vermeldt onder meer het volgende:
"FIOD vestiging Q Datum 7-9-1999
(…)
Volgnummer Gedetailleerde omschrijving Vindplaats
(…) (…) (…)
19 Kasbank/giroboek A.I.1.16
(…) (…) (…)
60 Inkoopboek Buitenland A.I.86"
2.7. In een brief van 1 februari 2001 schrijft A aan de inspecteur onder meer het volgende:
"Wij beschikken over de lijst van in beslag genomen voorwerpen. Het betreffende kasboek staat erop aangeduid als item A I 86. In bijzijn van ons voltallige personeel is door mij erop gewezen bij teruggaaf van de rest van de in beslag genomen goederen, dat dit kasboek ontbrak. Hierop heb ik Dhr. L terstond op gewezen. Na enig overleg kon hij het kasboek nog steeds niet voortbengen."
2.8. In een proces-verbaal van ambtshandeling van 29 maart 2000 heeft L van de Belastingdienst/FIOD Q verklaard dat hij de bij die verklaring vermelde in beslaggenomen voorwerpen aan A heeft teruggegeven. Deze verklaring vermeldt onder meer de teruggave van 'Nummer 19: Kas/bank/giroboek' en van 'Nummer 60: Inkoopboek Buitenland'. Op deze bij het verweerschrift in kopie overgelegde verklaring is in handschrift het volgende aangetekend: "tm 1996 1977 tm 1999 gaarne retour kasboek 1994 tm 1996 retour ontvangen".
2.9. In een brief aan het Hof van 30 januari 2002 schrijft A onder meer het volgende:
"Op 29 januari 2002 is mijn beroepschrift voor bovenstaande zaak door u mondeling behandeld. Ik was erg van mijn stuk gebracht door het verschijnen van het vermiste kasboek (…)."
2.10. In een brief aan de griffier van 4 juni 2002 schrijven de gemachtigden onder meer het volgende:
"Wij zijn sedert vorige week gemachtigd X B.V. te vertegenwoordigen (…). Een kopie van de door de bestuurder van de vennootschap, de heer M, ondertekende machtiging hebben wij als bijlage bij deze brief gevoegd. Teneinde een deugdelijke motivering en bewijsvoering (…) dienen wij (…) te beschikken over gegevens (…). In het kader hiervan hebben wij per fax d.d. 30 mei 2002 aan uw Hof verzocht om toezending van (kopieën van) het kasboek van X B.V. over de periode 1997 tot en met 1999. Dit kasboek is van belang bij het opstellen van de jaarstukken van X B.V. Aan de hand van deze jaarstukken kunnen de aangiftes vennootschapsbelasting 1997, 1999 en 2000 worden opgesteld en kan de omvang van de belastingschulden van X B.V. worden vastgesteld."
2.11. In een faxbericht aan de griffier van 25 juni 2002 schrijven gemachtigden onder meer het volgende:
"Uw Hof stelde ons in de gelegenheid nader te onderzoeken of de informatie uit het (incomplete) kasboek van X B.V. over de jaren 1997 tot en met 1999, eventueel in combinatie met overige gegevens, voor ons toereikend is om alsnog de vereiste aangiften vennootschapsbelasting te doen. Naar aanleiding van deze voorlopige uitspraak hebben wij geïnventariseerd welke informatie naast het (incomplete) kasboek 1997 tot en met 1999 nog voor handen is. Wij zijn daarbij tot de conclusie gekomen dat de beschikbare gegevens ontoereikend zijn.
Het bovenstaande in aanmerking nemende berichten wij u dat wij niet in staat zijn op basis van het (incomplete) kasboek 1997 tot en met 1999 de vereiste aangiften vennootschapsbelasting op te stellen."
In geschil is de opgelegde aanslag en de daarbij in aanmerking genomen verzuimboete.
4. Standpunten van partijen
4.1. Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken en naar de namens partijen overgelegde pleitnota's.
4.2. Ter zitting van 29 januari 2002 heeft de voorzitter aan partijen een donkerroodkleurig boekwerk getoond dat op 28 januari 2002 ter griffie is afgegeven. Op de vraag van de voorzitter of het getoonde stuk namens belanghebbende is afgegeven heeft A verklaard dat het stuk een kasboek van belanghebbende is, dat het stuk werd gemist en dat hij perplex
staat. Voorts heeft A verklaard dat het stuk niet namens belanghebbende ter griffie is afgegeven. A toont zich verbaasd dat het stuk ter zitting aanwezig is. Namens belang-hebbende is voorts verklaard dat het verweerschrift niet door belanghebbende is ontvangen en dat zij zich door een deskundige wil laten bijstaan.
4.3. Ter zitting van 29 januari 2002 heeft de inspecteur verklaard dat het door de voorzitter getoonde stuk niet door hem is afgegeven.
4.4. Ter zitting van 11 juni 2002 is - kort samengevat en zakelijk weergegeven - nog het volgende namens belanghebbende verklaard. Tegen de gewijzigde samenstelling van het Hof bestaan geen bezwaren. Te dezer zitting kan het Hof geacht worden bekend te zijn met hetgeen is verklaard ter zitting van 29 januari 2002. De overgelegde kopieën zijn afkomstig uit het kasboek van belanghebbende, niet uit het inkoopboek buitenland. Het kasboek is niet compleet. Zoals het er nu ligt heeft het betrekking op het jaar 1999. Belanghebbende heeft getracht op haar manier tot een vergelijk met de inspecteur te komen, maar er ontbrak een cijfermatige onderbouwing. Er is overleg met de accountant nodig. Dat is nog niet gebeurd. Daarvoor is zes weken nodig.
4.5. Ter zitting van 11 juni 2002 is - kort samengevat en zakelijk weergegeven - door de inspecteur nog het volgende toegevoegd. De inval van de FIOD heeft in september 1999 plaatsgevonden. Er had in ieder geval voor het jaar 2000 een verlies- en winstrekening kunnen worden opgesteld. Dat is ook niet gebeurd. Er zijn maar vijf bladzijden in kopie overgelegd. Het is mogelijk dat de sticker van het inkoopboek buitenland op het kasboek is geplakt waarvan de beschreven pagina's in kopie zijn overgelegd. De aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 1998 is ambtshalve geregeld. Tegen deze aanslag is geen bezwaar ingediend. Mijn ervaring met de FIOD is dat nauwkeurig te werk wordt gegaan en dat stukken die in beslag zijn genomen ook worden teruggegeven. De letter 'B' op de sticker die aan het kasboek was gehecht duidt de plaats van inbeslagneming aan, in dit geval het bedrijfsadres van belanghebbende.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. Vaststaat dat de termijn voor het door middel van het aan belanghebbende uitgereikte aangiftebiljet doen van aangifte vennootschapsbelasting 1997 is verstreken op 31 juli 1999 en dat belanghebbende, na daartoe te zijn aangemaand, die aangifte niet heeft gedaan. Ingevolge hetgeen is bepaald in artikel 27e, eerste lid, aanhef, onderdeel a en voorlaatste zin, van Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) leidt deze omstandigheid ertoe dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard, tenzij blijkt dat en in hoeverre de bestreden uitspraak onjuist is.
5.2. Belanghebbende heeft zich tegen de toepassing van de sanctie van artikel 27e AWR verzet door erop te wijzen dat de FIOD een voor belanghebbende - gelet ook op de aard van haar bedrijfsactiviteiten - essentieel bescheid in beslag heeft genomen, te weten haar kasboek, dat dit kasboek niet dan wel niet volledig door de FIOD is teruggegeven, en dat zij op deze gronden niet aan haar fiscale verplichtingen kon voldoen. De inspecteur heeft dit verweer bestreden, onder meer door erop te wijzen dat de inval van de FIOD bij welke gelegenheid het door belanghebbende bedoelde stuk in beslag is genomen, heeft plaatsgevonden na het verstrijken van de termijn waarop belanghebbende, na daartoe te zijn aangemaand, voor het jaar 1997 haar aangifte vennootschapsbelasting diende toe te zenden.
5.3. Het Hof verwerpt het verweer van belanghebbende op de grond die daarvoor, als ver-meld onder 5.2, door de inspecteur is aangevoerd. Hieraan doet de vraag of na het verstrijken van de termijn voor het doen van aangifte stukken bij belanghebbende in beslag zijn genomen en of deze stukken later aan belanghebbende zijn teruggegeven niet af.
5.4. Belanghebbende heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat zij tot 6 juni 2002 niet het op grond van artikel 27e AWR van haar verlangde tegenbewijs kan leveren. Voorts begrijpt het Hof het standpunt van belanghebbende aldus, dat zij ook na 6 juni 2002 niet tot het leveren van adequaat tegenbewijs in staat is, omdat het kasboek dat zij uiteindelijk heeft terugontvangen niet meer compleet is. De inspecteur heeft deze stelling betwist.
5.5. Het Hof verwerpt de onder 5.4 weergegeven stelling van belanghebbende op de navolgende gronden. Dat de FIOD een stuk in beslag heeft genomen dat door deze instantie niet aan belanghebbende is geretourneerd is niet aannemelijk geworden. Voor deze stelling vormt de aantekening die A blijkens het onder 2.8 vermelde proces-verbaal heeft laten maken onvoldoende bewijs. Dat een in beslag genomen stuk niet aan belanghebbende is teruggegeven volgt ook niet uit het onder 2.5 aangehaalde proces-verbaal, en evenmin uit brieven van A, waaronder een brief van 1 februari 2001 als vermeld onder 2.7, waarin wordt verzocht om item 'A I 86' van de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, welk item niet een kasboek van belanghebbende betreft, maar het 'inkoopboek buitenland'. Van belang is voorts dat in het onder 2.2 aangehaalde verslag van een boekenonderzoek voor de omzetbelasting van 10 februari 1998 is vermeld dat de administratie van belanghebbende niet volledig is en dat het aanwezige kas-, bank-, giroboek slechts is bijgehouden tot 12 juli 1995.
5.6. Belanghebbende is na de zitting van 11 juni 2002 in de gelegenheid gesteld om zich nader uit te laten over de mogelijkheid tot het leveren van tegenbewijs. Op deze grond geeft het Hof geen gevolg aan het verzoek van belanghebbende een onderzoek te verrichten naar de plaats waar het kasboek van belanghebbende zich heeft bevonden, voordat het op 6 juni 2002 aan belanghebbende ter beschikking werd gesteld.
5.7. Belanghebbende heeft voorts gesteld dat het kasboek dat op 6 juni 2002 aan haar ter beschikking is gesteld onvolledig was en het Hof verzocht te onderzoeken waar en wanneer de ontbrekende pagina's zijn verdwenen. Het Hof geeft aan dit verzoek geen gevolg, omdat niet voldoende aannemelijk is geworden dat belanghebbende van de FIOD niet alle stukken compleet heeft terugontvangen die op 7 september 1999 in beslag zijn genomen. Voorzover al ervan zou moeten worden uitgegaan dat niet alle stukken door de FIOD zijn teruggegeven is voorts niet aannemelijk geworden dat het stuk dat op 6 juni 2002 aan belanghebbende ter beschikking is gesteld en welk stuk ter zitting van 29 januari 2002 werd aangeduid als het kasboek dat door hem werd gemist, bij de inbeslagneming op 7 september 1999 meer be-schreven pagina's bevatte dan de pagina's die door belanghebbende in kopie zijn overgelegd.
5.8. Nu van de door de inspecteur opgelegde aanslag, gelet op hetgeen is vermeld onder 2.2 en 2.3, niet kan worden gezegd dat hij de hoogte daarvan niet in redelijkheid heeft bepaald, dient het beroep van belanghebbende naar het oordeel van het Hof te worden verworpen.
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
Het Hof verklaart het beroep ongegrond.
De uitspraak is vastgesteld op 26 november 2002 door mrs. Van der Ouderaa, voorzitter, Kostense en Kooijman, leden, in tegenwoordigheid van mr. Jonk als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.
Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van deze uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).
2. Bij dit beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a) de naam en het adres van de indiener;
b) de dagtekening;
c) een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d) de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.