arrestnummer
rolnummer 23-003860-01
datum uitspraak 26 november 2002
tegenspraak
Verkort arrest van het Gerechtshof te Amsterdam
gewezen op het hoger beroep ingesteld tegen
het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam
van 16 november 2001
in de strafzaak onder parketnummer 13/127195-01
tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedatum]
wonende te [adres]
en aldaar ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens,
thans gedetineerd in Huis van Bewaring "De Havenstraat" te Amsterdam.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 2 november 2001 en in hoger beroep van 23 juli 2002 en 12 november 2002.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals op de terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd. Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd. De inhoud daarvan wordt hier overgenomen.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het zich daarmee niet verenigt.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 primair is tenlastegelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van het hof is wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2 subsidiair, 3 en 4 is tenlastegelegd, met dien verstande dat
1. hij op 21 juli 2001 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of (een) ander(en) van het leven te beroven, met dat opzet met zijn mededader(s) met vuurwapens kogels in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of (een) ander(en) heeft afgevuurd;
2. hij en zijn mededader op 21 juli 2001 te Amsterdam ter uitvoering van het door hen voorgenomen misdrijf, om tezamen en in vereniging, aan een persoon, te weten [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk naar die [slachtoffer 1] zijn toegelopen en die [slachtoffer 1] van dichtbij met een vuurwapen door zijn knie hebben geschoten;
3. hij op 26 juli 2001 te Amsterdam een wapen van categorie III, te weten een pistool Star 6.35, en munitie van categorie III, te weten patronen van 6.35 mm, voorhanden heeft gehad;
4. hij op 21 juli 2001 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto BMW met kenteken [kenteken], toebehorende aan [benadeelde partij], heeft beschadigd door kogels op voornoemde personenauto af te vuren.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Hetgeen meer of anders onder 1, 2 subsidiair, 3 en 4 is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van poging tot doodslag
Het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van poging tot zware mishandeling
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
De op te leggen straf en maatregelen
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregelen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft met zijn mededader(s) zonder aanleiding het vuur geopend op het slachtoffer [slachtoffer 1], diens halfbroer en andere personen. [slachtoffer 1] is hierbij in zijn linkervoet getroffen en op de grond gevallen en, terwijl hij zich niet meer kon verweren, van korte afstand in zijn knie geschoten. Dit laatste is aan te merken als een mafiapraktijk. Blijkens diens verklaring op de terechtzitting in hoger beroep is een en ander voor het slachtoffer een zeer ingrijpende gebeurtenis geweest, waarvan hij nog steeds ernstige lichamelijke en psychische gevolgen ondervindt.
Deze schietpartij vond plaats gedurende een zomerse zaterdagmiddag, op straat en in de buurt van spelende kinderen. Het is slechts toeval dat er geen doden zijn gevallen, dat [slachtoffer 1] geen zwaar letsel aan zijn knie heeft bekomen en dat onder de kinderen en andere aanwezige personen geen andere slachtoffers zijn gevallen. Dergelijke incidenten versterken onveiligheidsgevoelens in de maatschappij.
Tijdens de schietpartij is een auto beschadigd door kogels. De eigenaar heeft hiervan schade en overlast ondervonden.
Bij zijn aanhouding droeg verdachte een doorgeladen pistool in een heuptasje bij zich. Het voorhanden hebben van een vuurwapen (met bijbehorende munitie) brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee.
Uit een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 12 september 2002 blijkt dat de verdachte reeds eerder is veroordeeld door de strafrechter, onder meer wegens overtreding van de Wet wapens en munitie.
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van het over verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport van 27 september 2001, opgemaakt door B. Cakir, reclasseringswerker.
Het voorgaande in aanmerking genomen acht het hof oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur aangewezen.
Het inbeslaggenomen voorwerp, genoemd onder nummer 21 van de als bijlage aan dit arrest gehechte beslaglijst, dat aan verdachte toebehoort en dat bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane strafbare feit is aangetroffen, dient te worden onttrokken aan het verkeer en is daarvoor vatbaar, aangezien dat voorwerp kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten en dat voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De inbeslaggenomen voorwerpen, genoemd onder nummers 4, 5, 7, 8 en 9 van de als bijlage aan dit arrest gehechte beslaglijst, dienen te worden onttrokken aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot die voorwerpen de feiten 1, 2 subsidiair en 4 zijn begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De inbeslaggenomen voorwerpen, genoemd onder nummers 10, 11 en 12 van de als bijlage aan dit arrest gehechte beslaglijst, dienen te worden onttrokken aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot die voorwerpen feit 3 is begaan en deze voorwerp van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Voorts zal het hof, ter versterking van de hierna te bespreken positie van de benadeelde partijen, aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36d, 36f, 45, 47, 57, 287, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 (oud) en 55 van de Wet wapens en munitie.
De vordering tot schadevergoeding
[slachtoffer 1], wonende te [adres slachtoffer], heeft zich als benadeelde partij in deze strafzaak gevoegd en een vordering tot vergoeding van geleden schade tot een bedrag van EUR 4153,06 ingediend.
De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij ter terechtzitting in hoger beroep betwist.
De vordering van de benadeelde partij zal tot een bedrag van EUR 2858,80 worden toegewezen, nu aannemelijk is dat door haar tengevolge van het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is geleden en wel tot dat bedrag.
Het hof zal de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot vergoeding van geleden schade.
[benadeelde partij], per adres [adres benadeelde partij], heeft zich als benadeelde partij in deze strafzaak gevoegd en een vordering tot vergoeding van geleden schade tot een bedrag van EUR 1164,07 ingediend
De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij ter terechtzitting in hoger beroep betwist.
De vordering van de benadeelde partij zal tot een bedrag van EUR 687,60 worden toegewezen, nu aannemelijk is dat door haar tengevolge van het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is geleden en wel tot dat bedrag.
Het hof zal de benadeelde partij [benadeelde partij] voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot vergoeding van geleden schade.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 subsidiair, 3 en 4 tenlastegelegde feiten, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2 subsidiair, 3 en 4 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van VIJF JAREN.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer: de voorwerpen genoemd onder de nummers 4, 5, 7, 8, 9, 10, 11, 12 en 21 van de als bijlage aan dit arrest gehechte beslaglijst.
Gelast de teruggave aan [slachtoffer 1] van de voorwerpen genoemd onder de nummers 1, 2, 3 en 6 van de als bijlage aan dit arrest gehechte beslaglijst.
Gelast de teruggave aan [verdachte] van de voorwerpen genoemd onder de nummers 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19 en 20 van de als bijlage aan dit arrest gehechte beslaglijst.
Veroordeelt de verdachte om aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonend[adres slachtoffer], een bedrag van EUR 2858,80 te betalen, te vermeerderen met de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], te betalen een som geld ten bedrage van EUR 2858,80, bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 57 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat de betaling aan de benadeelde partij in mindering strekt op de betalingsverplichting aan de Staat.
Bepaalt dat de betaling aan de Staat in mindering strekt op de betalingsverplichting aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte om aan de benadeelde partij [benadeelde partij], wonende te [adres benadeelde partij], een bedrag van EUR 687,60 te betalen, te vermeerderen met de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij], te betalen een som geld ten bedrage van EUR 678,60, bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 13 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat de betaling aan de benadeelde partij in mindering strekt op de betalingsverplichting aan de Staat.
Bepaalt dat de betaling aan de Staat in mindering strekt op de betalingsverplichting aan de benadeelde partij.
Dit arrest is gewezen door de negende meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. Chorus, Verheul en Van Dijk, in tegenwoordigheid van mr. Van Stein Callenfels als griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 november 2002.