arrestnummer
rolnummer 23-002703-01
datum uitspraak 19 december 2002
tegenspraak
Verkort arrest van het Gerechtshof te Amsterdam
gewezen op het hoger beroep ingesteld tegen
het vonnis van de arrondissementsrechtbank
te Haarlem van 19 juli 2001
in de strafzaak onder parketnummer 15/035401-00
tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring Het Schouw te Amsterdam.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 6 juli 2001 en in hoger beroep van 19 maart 2002, 2 april 2002, 11 juni 2002, 10 september 2002 en 5 december 2002.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van de dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd. De inhoud daarvan wordt hier overgenomen.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen.
Naar het oordeel van het hof is wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair, 2 primair, 3, 4 en 5 is tenlastegelegd, met dien verstande dat
1. hij in de periode van 12 tot en met 14 november 2000 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 116.370,3 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2. hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2000 tot en met 1 oktober 2000 (te weten op of omstreeks 11 september 2000 en 15 september 2000 en 28 september 2000) te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, meermalen telkens tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk telkens binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, telkens een hoeveelheid van een materiaal bevattende telkens cocaïne, zijnde cocaïne telkens een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3. hij op tijdstippen in de periode van 1 september 2000 tot en met 21 november 2000 te weten op of omstreeks
9 oktober 2000 en
30 oktober 2000 en
14 november 2000 en/of
17 november 2000 en/of
20 november 2000,
in Nederland, telkens tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten (telkens) het opzettelijk verwerken, verkopen, afleveren, vervoeren en telkens (al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 binnen het grondgebied van Nederland brengen van telkens een hoeveelheid van een materiaal bevattende telkens cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en te bevorderen, telkens
- een ander heeft trachten te bewegen om dat feit te plegen en/of mede te plegen en/of
- zich en/of één of meer anderen telkens gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen en/of voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of gelden voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of zijn mededader(s) wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van die feiten
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) telkens:
- contacten gelegd en/of onderhouden met elkaar en/of met (een contactpersoon van) de afzender/verzender (van de cocaïne) (in Suriname) en/of besprekingen gevoerd en/of bijgewoond en/of afspraken gemaakt over:
* data en tijdstippen van verzending en/of aankomst van (een) vliegtuig(en) (in Nederland) in welk(e) vliegtuig(en) zich (vervolgens) de cocaïne bevond/zou bevinden en/of
* welke hoeveelheden cocaïne zouden worden verzonden (naar Nederland) en/of
* op welke wijze de cocaïne zou worden verpakt en vervoerd en/of verborgen en/of
* door wie en op welk moment aan boord van het (in Nederland aangekomen) vliegtuig zou worden gekeken of de cocaïne zich aan boord bevond en door wie de cocaïne (vervolgens) van boord zou worden gehaald en/of
* aan wie en op welke plaats en op welk moment de cocaïne (vervolgens) zou worden overgedragen en/of afgeleverd en/of in ontvangst genomen en/of
* op welke wijze en plaats de (partij) cocaïne (in porties) verdeeld zou worden en/of
* de (te ontvangen en/of uit te betalen) beloning(en) en/of
* de wijze en de tijdstippen waarop informatie zou worden verstrekt en/of ontvangen en/of
- vluchtgegevens omtrent(in Nederland) binnenkomende vliegtuigen (waarin zich de cocaïne bevond/zou bevinden) verkregen en/of verstrekt en/of
- een (bestel)auto voorhanden/ter beschikking gehad waarin cocaïne geplaatst kon worden, zijnde cocaïne (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4. hij in de periode van 1 april 2000 tot en met 21 november 2000 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie die werd gevormd door verdachte en anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven te weten het telkens opzettelijk verrichten van handelingen zoals omschreven in de Opiumwet artikel 10a, eerste lid, zulks om een feit als bedoeld in de Opiumwet artikel 10, derde of vierde lid, voor te bereiden en/of te bevorderen
en
het telkens opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelheid cocaïne en
het plegen van handelingen, gericht op het verdere vervoer en de opslag en de aflevering en ontvangst en overdracht van een (binnen het grondgebied van Nederland gebrachte) hoeveelheid van een materiaal, bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, welke deelneming bestond uit:
- het leggen van contacten en/of het maken van afspraken met betrekking tot deze misdrijven en uit het medeplegen van voornoemde misdrijven (Opiumwet artikel 2 lid 1 onder A en/of Opiumwet artikel 10a lid 1) en
- het verstrekken en inwinnen van inlichtingen met betrekking tot de uitvoering en voorbereiding van deze misdrijven en het verrichten van diensten met betrekking tot deze misdrijven;
5. hij op 21 november 2000 te Amsterdam een wapen van categorie III (onder 1e), te weten een pistool (merk Star) (type Firestar), en munitie van categorie III, te weten, patronen (kaliber 9 MM) voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van een feit bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden en bevorderen door een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen of mede te plegen en zich of een ander gelegenheid of inlichtingen tot het plegen van het feit trachten te verschaffen en voorwerpen, vervoermiddelen en gelden voorhanden te hebben waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van het feit, meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
Het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie terwijl het feit wordt begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
De op te leggen straffen en maatregel
De rechtbank heeft verdachte onder meer veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek.
De verdachte heeft tegen dat vonnis hoger beroep doen instellen.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep onder meer gevorderd dat het vonnis van de rechtbank zal worden vernietigd en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft deel uit gemaakt van een criminele organisatie die zich bezig hield met de invoer van aanzienlijke hoeveelheden cocaïne in Nederland.
De ingevoerde cocaïne was afkomstig uit Suriname en werd per KLM-vliegtuig, verstopt in KLM-boxen, vervoerd. Bij aankomst op Schiphol werden door KLM-medewerkers de boxen met daarin de cocaïne van boord gehaald. Verdachte vervulde binnen die organisatie een onmisbare schakel door de boxen met cocaïne op Schiphol-Oost met een bestelbusje in ontvangst te nemen van een KLM-medewerker die kort daarvoor de cocaïne uit het vliegtuig had gehaald. Verdachte vervoerde de cocaïne naar een loods in Amsterdam-Noord alwaar hij de cocaïne afleverde. Verdachte werd voor de door hem verrichte handelingen ruimschoots beloond. Voorts heeft verdachte zich diverse malen beschikbaar gehouden voor een gepland transport van cocaïne en heeft hij speciale kisten opgehaald met behulp waarvan boxen cocaïne in zijn bestelauto konden worden geplaatst.
Aldus heeft verdachte een bijdrage geleverd aan de instandhouding van een markt voor cocaïne in Europa, in het bijzonder in Nederland. Cocaïne is voor de gezondheid van gebruikers daarvan zeer schadelijk en het gebruik ervan is ook bezwarend voor de samenleving onder andere vanwege de daarmee veelal gepaard gaande door verslaafden gepleegde criminaliteit. Verdachte heeft zich laten leiden door winstbejag ten koste van anderen.
Daarnaast heeft verdachte in zijn woning een wapen met de daarbij behorende munitie voorhanden gehad.
Het hof acht de straf zoals deze is opgelegd door de rechtbank passend en geboden.
De raadsman heeft strafvermindering bepleit. Hij voert hiertoe aan dat artikel 6 van het EVRM is geschonden omdat de behandeling van deze zaak in hoger beroep door de gelijktijdige, doch niet gevoegde behandeling van de zaken tegen medeverdachten veel langer heeft geduurd dan nodig was.
Bovendien vraagt de raadsman zich af of het verbod op het doorlaten van voor in beslagneming vatbare voorwerpen niet is overtreden, nu de politie veel eerder had kunnen ingrijpen. Hoewel hij dit laatste niet kan aantonen, vindt de raadsman toch dat met bovengenoemde omstandigheden rekening moet worden gehouden bij de straftoemeting.
Naar het oordeel van het hof is er geen plaats voor de bepleite strafvermindering. De behandeling in hoger beroep heeft weliswaar lang geduurd maar was in het belang van het onderzoek, ook in de zaak tegen verdachte. Toen dit belang kwam te ontvallen is de zaak tegen verdachte, wiens voorlopige hechtenis bovendien enige tijd is geschorst, afgesplitst.
Strafvermindering op grond van de omstandigheid dat de politie gehandeld zou hebben in strijd met het doorlaatverbod en eerder had moeten ingrijpen, moet reeds worden verworpen op grond van het feit dat de raadsman zelf aangeeft het gestelde wel te vermoeden maar niet te kunnen aantonen.
Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de rol van verdachte binnen de hierboven beschreven organisatie, de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals onder meer aangegeven in de voorlichtingsrapporten van de Reclassering Nederland d.d. 29 januari 2001 en 25 november 2002, diens proces-houding en de omstandigheid dat verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 2 april 2002 nooit eerder is gestraft voor soortgelijke feiten.
De inbeslaggenomen voorwerpen, te weten: een mobiele telefoon en een semafoon die aan verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurd verklaard en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van deze voorwerpen het bewezenverklaarde is begaan.
De inbeslaggenomen voorwerpen, te weten: kisten, dienen te worden onttrokken aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat met behulp van deze voorwerpen de bewezenverklaarde feiten met betrekking tot de Opiumwet zijn begaan of voorbereid, terwijl het ongecontroleerde bezit van de kisten in strijd is met het algemeen belang.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 24, 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57 en 140 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2 primair, 3, 4 en 5 tenlastegelegde feiten, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair, 2 primair, 3, 4 en 5 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd
van 4 (VIER) JAREN.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Verklaart verbeurd:
- een mobiele telefoon merk Motorola en
- een semafoon
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- vier grijze kisten uit auto
Dit arrest is gewezen door de zesde meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. Bockwinkel, Houben en Van Breukelen-van Aarnhem, in tegenwoordigheid van mr. Van der Most als griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 december 2002.