ECLI:NL:GHAMS:2002:AO3570

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 mei 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
80/2002
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
EERSTE MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER
BESCHIKKING van 30 mei 2002 in de zaak met rekestnummer 80/2002 van:
1. SALAH SRAG ALI (de vader)
2. DHOOFO QASIM (de moeder),
wonende te [ ],
APPELLANTEN,
procureur: mr. S. Pleiter,
t e g e n
DE AMBTENAAR VAN DE BURGERLIJKE STAND VAN DE GEMEENTE [ ],
zetelend te [ ],
DE GEMEENTE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Appellanten zijn in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank te Alkmaar van 21 november 2001, rekestnummer 54652/FA RK 01-539.
1.2. De Gemeente heeft een verweerschrift ingediend.
1.3. De zaak is op 24 april 2002 ter zitting behandeld.
2. De feiten
2.1. Appellanten zijn [in] 2001 te [ ] met elkaar gehuwd. Ze zijn beiden afkomstig uit Somalië. Uit hun relatie is [de minderjarige] Mohammed Qasim (Mohammed) geboren. Mohammed is door de vader (nog) niet naar Nederlands recht erkend. De vader is staatloos. De moeder en het kind hebben de Nederlandse nationaliteit. De moeder heeft bij haar naturalisatie de geslachtsnaam "Qasim" gekozen. Het kind draagt de geslachtsnaam van de moeder.
2.2. De vader heeft bij de Gemeente een verzoek ingediend om de geslachtsnaam van Mohammed na erkenning, dan wel wettiging, te wijzigen van "Qasim" naar "Salah Srag".
2.3. De Gemeente heeft dat verzoek afgewezen op de grond dat de naam van de vader uit een namenreeks bestaat, waaruit naar het Nederlandse namenrecht geen geslachtsnaam of voornaam is te herleiden. De naam van de vader bestaat uit een naamsketen, te weten Salah Srag Ali, die wordt gevormd door zijn eigen voornaam en die van zijn vader en grootvader. Bij keuze voor de naam van de vader zou Mohammed geen geslachtsnaam krijgen. Zijn naamsgegevens in de geboorteakte zouden dan luiden:
Geslachtsnaam : -
Voornaam : Mohammed
2.4. Appellanten hebben tegen de beslissing van de Gemeente bij verzoekschrift van 8 augustus 2001 beroep ingesteld.
3. Het geschil
3.1. In geschil is de afwijzing bij de beschikking waarvan beroep van het verzoek van appellanten tot wijziging van de geslachtsnaam van hun zoon Mohammed van Qasim in Salah Srag.
3.2. Appellanten verzoeken de beschikking waarvan beroep te vernietigen en te bepalen dat de minderjarige Mohammed na erkenning c.q. wettiging door de vader alsnog als geslachtsnaam krijgt toebedeeld de naam Salah Srag dan wel de voornamen Mohammed Salah en als geslachtsnaam Srag.
3.3. De advocaat-generaal heeft bij brief van 11 april 2002, ingekomen ter griffie van het hof op 12 april 2002, geadviseerd de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1. Ingevolge artikel 12 van het Verdrag betreffende de status van staatlozen (New York, 28 september 1954) wordt de persoonlijke staat van een staatloze beheerst door het recht van de staat waarvan hij/zij onderdaan is. Vast staat dat de vader een staatloze is in de zin van voornoemd artikel. Het hof is gelet daarop van oordeel dat in de onderhavige zaak het Nederlandse namenrecht van toepassing is.
4.2. Ingevolge artikel 1:5, lid 1, BW krijgt een kind dat alleen in familierechtelijke betrekking tot de moeder staat de geslachtsnaam van de moeder. Ingevolge lid 2 van dat artikel kunnen de moeder en de erkenner ter gelegenheid van de erkenning gezamenlijk verklaren dat het kind de geslachtsnaam van de vader zal hebben. In de onderhavige zaak heeft de vader Mohammed (nog) niet erkend. De vader is wel voornemens het kind te erkennen. De vader en de moeder wensen dat het kind na erkenning de naam van de vader zal dragen.
4.3. De rechtbank heeft overwogen dat niet gebleken is dat de vader een geslachtsnaam heeft doch een naamsketen en heeft op die grond het verzoek van de ouders afgewezen.
4.4. Het hof acht het oordeel van de rechtbank juist. Het hof overweegt hierbij dat het in de onderhavige zaak gaat om een afweging tussen het respect voor het privé-leven, en in het verlengde daarvan van familie- of gezinsleven, van personen en het belang verbonden met het inrichten van de burgerlijke stand gediende doeleinden, dat wil zeggen het (algemeen) belang om de historische en juridische werkelijkheid in de openbare registers van de burgerlijke stand zowel vast te leggen als vast te houden.
4.5. Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de vermelding van een naam van de vader in de geboorteakte niet gerechtvaardigd is. Vooropgesteld zij dat het stelsel van de wet beoogt de historische gang van zaken vast te leggen en dat een opgemaakte akte dient te berusten op de -ten tijde van het opmaken van de akte- op waarheid berustende feiten en omstandigheden. Het vermelden van een van de vader afgeleide naam in de geboorteakte van Mohammed leidt ertoe dat de historische gang van zaken voor een gedeelte niet zou kunnen worden getraceerd, temeer nu voldoende aannemelijk is geworden dat in het Somalische recht geen sprake is van een geslachtsnaam van de vader doch van een namenreeks. Het vorenstaande is onverenigbaar met het stelsel van de wet.
4.6. Nu het hof door het ontbreken van een geslachtsnaam bij de vader voor het vaststellen van een geslachtsnaam voor Mohammed de keuze heeft tussen de geslachtsnaam "Qasim" of " - ", ziet het hof geen aanleiding om de huidige geslachtsnaam van Mohammed te wijzigen.
4.7. Appellanten hebben nog gesteld dat indien erkenning tot gevolg heeft dat het kind geen geslachtsnaam heeft, dat tot een onaanvaardbaar en discriminatoir gevolg zou leiden. Deze stelling wordt verworpen. Niet valt in te zien dat, nu Mohammed een geslachtsnaam heeft, te weten Qasim, sprake zou kunnen zijn van discriminatie. Het betreft een Nederlands kind van een Nederlandse moeder die alleen maar de door de vader gewenste achternaam niet kan krijgen omdat die naam naar het Nederlandse namenrecht geen geslachtsnaam is.
4.8. De stelling van appellanten dat, indien toepassing van het Nederlandse namenrecht niet tot het door hun gewenste gevolg zou leiden, het Somalische recht moet worden toegepast wordt reeds hierom verworpen omdat Mohammed Qasim een Nederlandse onderdaan is, die onderworpen is aan de wettelijke regels met betrekking tot de Nederlandse burgerlijke stand. Noch het belang van het kind noch het algemeen belang verdragen zich met de stelling van appellanten.
4.9. Dit leidt tot de volgende beslissing.
5. Beslissing
Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Gerrritzen-Gunst, Kwantes en Splint, in tegenwoordigheid van drs. Venetiaan als griffier, en in het openbaar uitge-sproken op 30 mei 2002.