ECLI:NL:GHAMS:2002:AR3819
Gerechtshof Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- mr. Bijl
- Rechtspraak.nl
Uitleg van het commissionairsartikel in het belastingrecht met betrekking tot naheffingsaanslag omzetbelasting
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 3 oktober 2002, ging het om een beroep van X B.V. tegen een uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betrof een naheffingsaanslag in de omzetbelasting over de periode van 1 juli 1999 tot en met 31 december 2000. X B.V. had een commissionairsovereenkomst met Y, waarbij X B.V. op eigen naam maar voor rekening van Y goederen verkocht. De inspecteur legde een naheffingsaanslag op, omdat hij van mening was dat de door X B.V. verrichte werkzaamheden niet als leveringen van goederen konden worden aangemerkt volgens artikel 3, lid 5, van de Wet op de omzetbelasting 1968.
Tijdens de zitting op 19 september 2002 werd het geschil besproken. X B.V. stelde dat de werkzaamheden onder de commissionairsovereenkomst wel degelijk als leveringen van goederen moesten worden beschouwd. Het Hof oordeelde dat de activiteiten van X B.V. in het kader van de commissionairsovereenkomst niet ongebruikelijk waren en dat de inspecteur niet kon volhouden dat er geen directe relatie was tussen de levering van goederen en de vergoeding die X B.V. in rekening bracht. Het Hof concludeerde dat de naheffingsaanslag ten onrechte was opgelegd.
Het Hof oordeelde verder dat de inspecteur in de proceskosten moest worden veroordeeld, en stelde deze kosten vast op € 644. De uitspraak werd gedaan door mr. Bijl, lid van de belastingkamer, en de beslissing werd op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken. Het Hof verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op het bezwaarschrift, en vernietigde de naheffingsaanslag. Tevens werd de inspecteur veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het terugbetalen van het griffierecht aan X B.V.