ECLI:NL:GHAMS:2003:AF6955
Gerechtshof Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. den Boer
- Rechtspraak.nl
Toepassing van artikel 6:22 Awb in belastingzaak zonder nadeel voor belanghebbende
Op 3 april 2002 is een verzetschrift ingediend door X, vertegenwoordigd door A, tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam. Deze uitspraak, gedateerd 25 februari 2002, verklaarde het beroep van belanghebbende tegen de beslissing van de Belastingdienst ongegrond, omdat het bezwaar wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk was verklaard. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 1997, waarbij de Belastingdienst op 22 mei 2001 een beslissing nam. Het Hof heeft op 26 maart 2003 de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde als de inspecteur aanwezig waren.
Het Hof heeft vastgesteld dat de bezwaartermijn van zes weken, die begint na de dagtekening van het aanslagbiljet, was verstreken. De aanslag was gedateerd op 18 november 1999, en het bezwaarschrift was pas op 28 juni 2000 ingediend. Het Hof oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verontschuldigbaar was en dat de inspecteur, hoewel hij niet voldeed aan artikel 10:3 Awb, geen nadeel had veroorzaakt voor de belanghebbende. De conclusie was dat een andere ambtenaar in dezelfde situatie ook tot de conclusie zou zijn gekomen dat het bezwaar niet-ontvankelijk was.
De inspecteur vroeg ter zitting om vergoeding van het griffierecht van € 27,23, wat het Hof toekende. Het Hof oordeelde dat er geen termen waren voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd op 3 april 2003 vastgesteld door mr. M. den Boer, lid van de belastingkamer, en werd ter openbare zitting uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.