arrestnummer
rolnummer 23-003747-02
datum uitspraak 10 april 2003
tegenspraak
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Haarlem van 24 september 2002 in de strafzaak onder parketnummer 15/000666-02 tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] (Suriname) op 2 juni 1949,
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Oosterhoek, huis van bewaring Unit A en B te Grave.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 10 september 2002 en in hoger beroep van 9 januari 2003 en 27 maart 2003.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman van verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van die dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging wordt hier overgenomen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de eerste rechter.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 5 juni 2002 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 17.042,0 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De verdachte heeft ter vervoer naar Nederland een koffer meegenomen waarvan hij de inhoud
niet kon controleren omdat - naar zijn zeggen - de koffer afgesloten was en hij geen sleuteltje
daarvan gekregen had. De verdachte, die zoals uit de stukken blijkt eerder voor drugssmokkel is
veroordeeld, heeft door een koffer waarvan hij de - naar hij wist uit smokkelwaar bestaande - inhoud niet kon controleren toch te accepteren willens en wetens het aanmerkelijke risico genomen dat zich in de koffer verdovende middelen zouden bevinden, hetgeen inderdaad het geval bleek te zijn. Dat zijn opdrachtgevers hem hadden voorgespiegeld dat het om goud en/of platina zou gaan doet daar niet aan af.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vierenvijftig maanden.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van de door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de invoer van ruim zeventien kilogram van een materiaal bevattende cocaïne. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze kennelijk bestemd was voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaat gepaard met vele vormen van criminaliteit en is daarmee ook bezwarend voor de samenleving. Voorts is cocaïne een voor de gezondheid van gebruikers daarvan zeer schadelijke stof. Kennelijk heeft de verdachte zich laten leiden door het oogmerk van financieel gewin ten koste van anderen.
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van het over verdachte uitgebrachte rapport van
M. [D.] van Reclassering van 12 maart 2003. Dit rapport houdt, als conclusie onder meer in dat vanuit reclasseringsoogpunt er geen onderwerpen worden gezien waarbij aan betrokkene begeleiding zou kunnen worden geboden. Vermeld wordt de mogelijkheid verdachte in het kader van detentiefasering dan wel een penitentiair programma in de toekomst enige begeleiding te bieden bij zijn terugkeer naar de maatschappij en het daadwerkelijk starten van zijn eigen zaak.
Blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister van de Justitiële Documentatiedienst van 18 februari 2003 is verdachte reeds eerder terzake van de invoer van drugs tot onvoorwaardelijke gevangenisstraf veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf als door de rechtbank opgelegd passend en geboden. Uit het dossier en uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof niet gebleken van persoonlijke omstandigheden welke tot matiging van de straf zouden behoren te leiden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 (oud) en 10 (oud) van de Opiumwet.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewijslevering omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 54 (VIERENVIJFTIG) MAANDEN.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is gewezen door de achtste meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. Tilleman, Van Lingen en Van Wijnen-Vergeer, in tegenwoordigheid van mr. Zeiss als griffier en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 april 2003.
Mrs. Van Lingen en Van Wijnen-Vergeer en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.