ECLI:NL:GHAMS:2003:AF9279
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- M. Veldhuisen
- A. Scholten
- C. van Schaardenburg-Louwe Kooijmans
- Rechtspraak.nl
Oordeel over overschrijding redelijke termijn in hoger beroep en bevestiging vonnis rechtbank
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 mei 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank te Utrecht van 14 november 2000. De zaak betreft een strafzaak met parketnummer 16/038008-99. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Tussen de datum van het instellen van het hoger beroep en de einduitspraak is er een periode van meer dan negenentwintig maanden verstreken. Ondanks deze overschrijding heeft het hof geen termen aanwezig geacht voor niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in zijn recht op vervolging. Dit is in lijn met de vaste jurisprudentie, waarin wordt gesteld dat niet-ontvankelijkheid wegens overschrijding van de redelijke termijn slechts in zeer uitzonderlijke omstandigheden aan de orde kan zijn.
De raadsman heeft daarnaast verzocht om matiging van de op te leggen straf vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. Dit verzoek is door het hof verworpen, waarbij het hof heeft opgemerkt dat het onder 2 tenlastegelegde deel uitmaakt van een gecompliceerd en omvangrijk strafdossier. Het hof heeft ook opgemerkt dat de behandeling in eerste aanleg voortvarend is verlopen, met een duur van minder dan dertien maanden.
Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal in overweging genomen en heeft zich verenigd met het vonnis waarvan beroep, met inachtneming van de overwegingen met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde. De beslissing van het hof is om het vonnis te bevestigen, waarbij het hof de argumenten van de raadsman in hoger beroep heeft besproken en verworpen.