ECLI:NL:GHAMS:2003:AF9796
Gerechtshof Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- mr. Boersma
- mr. Van Rijn
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de onroerende-zaakbelastingen door het Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 mei 2003 uitspraak gedaan in het beroep van X B.V. tegen de gemeenteraad van Amsterdam. Het beroep betreft de onroerende-zaakbelastingen voor het jaar 2000, waarbij de belanghebbende, X B.V., bezwaar maakte tegen 49 aanslagen in de eigenarenbelasting, die samen een totaalbedrag van € 4.804,10 vertegenwoordigen. De gemeenteraad had de tarieven voor de onroerende-zaakbelastingen vastgesteld in overeenstemming met de Gemeentewet, waarbij de tarieven voor woningen en niet-woningen binnen de wettelijke grenzen bleven. De heffingsambtenaar stelde dat de tarieven niet in strijd waren met de artikelen 220f en 220g van de Gemeentewet, die de maximale tarieven voor eigenaren en gebruikers van onroerende zaken reguleren.
Tijdens de zitting op 14 mei 2003 heeft de heffingsambtenaar verduidelijkt dat de gemeenteraad de tarieven had vastgesteld met inachtneming van de wettelijke bepalingen. Het Hof oordeelde dat de gemeenteraad binnen de ruimte van de Gemeentewet had gehandeld en dat de tarieven niet hoger waren dan de toegestane percentages. Het Hof heeft ook opgemerkt dat de gemeenteraad niet verplicht was om de verwachte totale opbrengst van de aanslagen in overeenstemming te brengen met de verhoudingen die de wetgever had voorgeschreven.
Het Hof heeft het beroep van X B.V. ongegrond verklaard, waarbij het de argumenten van de belanghebbende niet kon volgen. De uitspraak is gedaan door mr. Boersma, lid van de belastingkamer, in aanwezigheid van mr. Van Rijn als griffier. De beslissing is ter openbare zitting uitgesproken, en het Hof heeft geen termen gezien om een van de partijen in de proceskosten te veroordelen. De belanghebbende kan tegen deze uitspraak in cassatie gaan bij de Hoge Raad der Nederlanden, waarvoor griffierechten verschuldigd zijn.