ECLI:NL:GHAMS:2003:AH8741

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 juni 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
23-003627-02
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Veldhuisen
  • A. Voncken
  • J. van der Lugt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan een criminele organisatie en meermalen gepleegde diefstal met braak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 5 juni 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Haarlem. De verdachte, geboren in Bosnië-Herzegovina en thans gedetineerd, werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie en meermalen gepleegde diefstal met braak. De tenlastelegging omvatte een reeks van diefstallen uit woningen in Nederland, waarbij de verdachte samen met anderen op brutale wijze goederen heeft weggenomen. De raadsman voerde aan dat de verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid van gestolen goederen in de woning waar hij verbleef, maar het hof verwierp dit verweer. Het hof oordeelde dat de verdachte op de hoogte moest zijn van de aanwezigheid van de gestolen cheques en andere goederen, gezien zijn verklaring en de toegankelijkheid van de woning voor alle bewoners.

Het hof achtte bewezen dat de verdachte in de periode van 7 mei 1999 tot en met 15 februari 2002 deel uitmaakte van een organisatie die zich bezighield met het plegen van misdrijven, waaronder woninginbraken en heling van gestolen goederen. De verdachte speelde een belangrijke rol binnen deze organisatie en was betrokken bij een groot aantal diefstallen, waarbij niet alleen dure apparatuur, maar ook persoonlijke en emotioneel waardevolle goederen werden weggenomen. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, maar het hof verlaagde deze straf tot vier jaar, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en deed opnieuw recht, waarbij het de verdachte veroordeelde tot een gevangenisstraf van vier jaar.

Uitspraak

arrestnummer
rolnummer 23-003627-02
datum uitspraak 5 juni 2003
tegenspraak
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van 10 september 2002 in de strafzaak onder parketnummer 15-035001-02 van het openbaar ministerie tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Bosnië Herzegovina) op [datum] 1973,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in de PI Midden Holland, HvB Haarlem te Haarlem.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 23 en 27 augustus 2002 en in hoger beroep van 22 mei 2003.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van die dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging voor zover in hoger beroep nog aan de orde wordt hier overgenomen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep -voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen- kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de eerste rechter.
Geldigheid van de inleidende dagvaarding
Het hof is van oordeel dat de dagvaarding ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit voor zover het laatste onderdeel daarvan betreft, luidende: "en/of het exporteren van bovengenoemde goederen, althans de opbrengst van de verkoop van die goederen naar het buitenland", nietig dient te worden verklaard, nu hierin niet een omschrijving wordt gegeven van een misdrijf en dit onderdeel ook in het licht van de verdere omschrijving van het ten laste gelegde feit onbegrijpelijk is.
Bewijs
Ter terechtzitting gevoerd verweer
De raadsman heeft met betrekking tot het bewijs van het onder 3 tenlastegelegde feit betoogd dat verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid van de van diefstal afkomstige cheques en het bankpasje en paspoort, welke in de woning waar verdachte verbleef zijn aangetroffen.
Verdachte deelde de woning met meerdere medebewoners, maar was niet de hoofdbewoner. Bovendien was de vindplaats van deze bescheiden, te weten een kast in de (slaap)kamer van medeverdachte [medeverdachte A], niet in gebruik bij de verdachte, aldus de raadsman.
Het hof overweegt met betrekking tot het voorgaande als volgt.
Uit het van de desbetreffende huiszoeking opgemaakte proces-verbaal van de rechter-commissaris blijkt dat de van diefstal afkomstige cheques, het bankpasje en het paspoort zijn aangetroffen in een dressoir in de woonkamer van de woning waar verdachte gedurende langere tijd verbleef.
Het hof overweegt dat, ervan uitgaande dat de woonkamer voor alle bewoners -waaronder ook de verdachte- toegankelijk was, het tegendeel is gesteld noch gebleken, mede bezien tegen de achtergrond van de verklaring van medeverdachte [medeverdachte B] dat verdachte [verdachte] de hoofdbewoner van de woning was, de verdachte op de hoogte moet zijn geweest van de aanwezigheid ook van deze cheques en dit bankpasje en paspoort. Het verweer wordt mitsdien verworpen.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair, 3 primair en 4 primair tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als vermeld in de van dit arrest deel uitmakende bijlage I.
Bijlage I
dat
1.
hij in de periode van 7 mei 1999 tot en met 15 februari 2002 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van twee of meer natuurlijke personen, te weten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
het op meerdere tijdstippen in voornoemde periode in Nederland tezamen en in vereniging met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit woningen wegnemen van goederen en/of geld, waarbij de daders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en/of de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak, en
het op meerdere tijdstippen in voornoemde periode in Nederland tezamen en in vereniging met met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening wegnemen van winkelgoederen (kleding), en
het in voornoemde periode, in Nederland, tezamen en in vereniging een gewoonte maken van het plegen van opzetheling, immers hebben de daders goederen verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl de dader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die goederen wist(en) dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
2. primair
hij op tijdstippen in de periode van 12 oktober 2001 tot en met 18 november 2001 te Haarlem en te Huizen en te Naarden en te Wassenaar en te Oegstgeest (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, en/of alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit (een) woning heeft weggenomen:
- op 18 november 2001 te Haarlem, meerdere sieraden en een zilveren kandelaar en een fototoestel (Nikon) en een herenjack en een of meer geldbedrag(en) en twee flessen parfum en meerdere verzorgingsproducten, toebehorende aan [slachtoffer 1], en
- op 18 november 2001 te Haarlem, een gouden halsketting en een gouden armband en computerbenodigdheden en een laptop (Compaq) toebehorende aan [slachtoffer 2], en
- op 12 oktober 2001 te Huizen, een televisie en diverse audioapparatuur en een laptopcomputer en twee videocamera's en een fototoestel en een tostiapparaat en twee horloges en een hoeveelheid zilveren munten en vijf volgeplakte AH-zegelboekjes en een hoeveelheid sieraden en een of meer DVD’s en een chronometer en een autosleutel, toebehorende aan [slachtoffer 3], en
- op 12 oktober 2001 te Huizen, meerdere gouden sieraden en drie horloges, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte of zijn mededader(s), en
- op 12 oktober 2001 te Naarden, dertien sieraden en twee horloges en twee zilveren bonbonschaaltjes en een videocamera en een mobiele telefoon en een aantal geldbedragen en een keukenmes en een zilverkleurig doosje en een bankpas en videobanden, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte of zijn mededader(s), en
- in de periode van 19 oktober 2001 tot en met 20 oktober 2001 te Wassenaar, een hoeveelheid sieraden en twee horloges en een paspoort en een verzilverde schaal en een houten/zilveren wijnonderzetter en twee portemonnees en een grote houten kist met inhoud en een sieradendoos met inhoud en een rugzak, toebehorende aan [slachtoffer 4], en
- op 1 november 2001 te Oegstgeest, een videocamera met toebehoren en een B&O afstandbediening en een mobiele telefoon en een koptelefoon en een fototoestel met toebehoren en een aantal horloges en een aantal zonnebrillen en een hoeveelheid sieraden en een hoeveelheid cd’s, toebehorende aan [slachtoffer 5],
waarbij verdachte en zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en/of de weg te nemen goed(eren) onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
3. primair
hij in de pleegperiode van 3 november 2001 tot en met 15 februari 2002, in Amsterdam, een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van opzetheling, immers heeft verdachte na te melden goederen verworven en/of voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof:
- in de periode van 6 december 2001 tot en met 15 februari 2002, zeven postcheques en
- in de periode van 14 november 2001 tot en met 15 februari 2002, veertien eurocheques en vijf postcheques en
- in de periode van 1 december 2001 tot en met 15 februari 2002, vijf postcheques en
- in de periode van 1 december 2001 tot en met 15 februari 2002, vier eurocheques en
- in de periode van 20 november 2001 tot en met 15 februari 2002, dertien eurocheques en een europas en
- in de periode van 3 november 2001 tot en met 15 februari 2002, een laptop en
- in de periode van 7 december 2001 tot en met 15 februari 2002, vijf postcheques en
- in de periode van 14 december 2001 tot en met 15 februari 2002, twaalf eurocheques en
- in de periode van 21 december 2001 tot en met 15 februari 2002, een Nederlands paspoort en
- in de periode van 29 december 2001 tot en met 15 februari 2002, een laptop (Toshiba) en
- in de periode van 27 december 2001 tot en met 15 februari 2002, een laptop (Dell).
4. primair
hij in de periode van 1 november 2000 tot en met 15 februari 2002, in Amsterdam, een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van opzetheling, immers heeft verdachte na te melden goederen verworven en/of voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of voorhanden krijgen van die goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof:
- in de periode van 10 december 2001 tot en met 15 februari 2002, twee poloshirts en
- in de periode van 1 december 2001 tot en met 15 februari 2002, een zwart leren jas en
- in de periode van 1 december 2001 tot en met 15 februari 2002, negen jassen (Helly Hansen en Tenson) en
- in de periode van 1 januari 2001 tot en met 15 februari 2002, een jack (Rad Air) en
- in de periode van 1 november 2001 tot en met 15 februari 2002, een jack (Strenesser Blue) en
- in de periode van 25 januari 2002 tot en met 15 februari 2002, een herenjack (Donar) en
- in de periode van 1 april 2001 tot en met 15 februari 2002, twee kostuums (Van Gils) en
- in de periode van 25 januari 2002 tot en met 15 februari 2002, twee kostuums (Frans Molenaar) en acht truien (Baileys) en
- in de periode van 1 augustus 2001 tot en met 15 februari 2002, een kostuum (Hugo Boss) en
- in de periode van 1 november 2001 tot en met 15 februari 2002, een leren damesjas en
- op 15 februari 2002, twee kostuums (Peter van Holland Philosophy) en
- in de periode van 1 oktober 2001 tot en met 15 februari 2002, een herenkostuum (Jaguar) en
- in de periode van 1 december 2001 tot en met 15 februari 2002, een kostuum (Frans Molenaar) en
- in de periode van 1 januari 2002 tot en met 15 februari 2002, twee overhemden (Replay) en
- in de periode van 1 januari 2002 tot en met 15 februari 2002, een leren herenjas (Esprit) en
- in de periode van 7 februari 2002 tot en met 15 februari 2002, een trainingspak (Australian) en
- in de periode van 1 augustus 2001 tot en met 15 februari 2002, twee herenkostuums (Hugo Boss) en
- in de periode van 23 januari 2002 tot en met 15 februari 2002, twee suede jassen (Amaretta) en
- in de periode van 1 oktober 2001 tot en met 15 februari 2002, een overhemd (Pall Mall) en
- in de periode van 1 januari 2001 tot en met 15 februari 2002, een herenkostuum (Roy Robsen) en
- in de periode van 15 februari 2001 tot en met 31 december 2001, een trainingspak (Lutha) en
- in de periode van 1 oktober 2001 tot en met 15 februari 2002, een trui (Matz) en
- in de periode van 1 februari 2001 tot en met 15 februari 2002, een jas (Arma) en
- in de periode van 1 januari 2001 tot en met 15 februari 2002, twee leren herenjassen en
- in de periode van 1 januari 2001 tot en met 15 februari 2002, een overhemd (Pierre Cardin) en
- in de periode van 20 november 2001 tot en met 15 februari 2002, zeven leren damesjacks (Strenesse Bleu, Brunello Cucinelli, Walter Leder en St. Emile) en
- in de periode van 1 januari 2001 tot en met 15 februari 2002, zes pantalons en
- in de periode van 1 augustus 2001 tot en met 15 februari 2002, een kostuum (Rene Lezard) en vijf shirts (Paul en Shark).
Hetgeen onder 1, 2 primair, 3 primair en 4 primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezengeachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezengeachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezengeachte uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezengeachte levert op:
1. Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
2.primair
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd.
3.primair en 4.primair
Een gewoonte maken van het plegen van opzetheling, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot -kort gezegd- een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een straf zoals in eerste aanleg is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft gedurende enige tijd in de bewezenverklaarde periode een belangrijke rol gespeeld binnen een criminele organisatie, die zich bezig hield met het op grote schaal plegen van woninginbraken, (winkel)diefstallen en heling van gestolen goederen.
De woninginbraken worden gekenmerkt door hun brutaliteit, te weten de grove wijze van binnendringen en de nietsontziende wijze waarop vervolgens een enorme diversiteit aan goederen werd weggenomen. De verdachte en zijn mededader(s) beperkten zich daarbij niet tot het wegnemen van dure apparatuur, maar namen ook persoonlijke, voor de eigenaar dikwijls onvervangbare en van grote emotionele waarde zijnde goederen mee, zoals geërfde sieraden.
In de woning waar de verdachte in ieder geval vanaf september 2002 verbleef, is een enorme hoeveelheid, van winkeldiefstal afkomstige kleding aangetroffen. Blijkens de door de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring zorgde hij voor de afzet van deze goederen naar (onder meer) Bosnië.
De door de verdachte gepleegde feiten behoren tot een categorie strafbare feiten waardoor een ernstige inbreuk wordt gemaakt op de rechtsorde en die in de samenleving gevoelens van onrust en onveiligheid veroorzaken. Met name de slachtoffers van woninginbraken ondervinden vaak nog geruime tijd de emotionele gevolgen van de aan zulke inbraken inherente inbreuk op de persoonlijke levenssfeer.
Blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister van de Justitiële Documentatiedienst van 11 april 2003, is verdachte niet eerder veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 57, 140, 311, 416 en 417 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart de inleidende dagvaarding wat betreft het hierboven omschreven onderdeel van het onder feit 1 tenlastegelegde nietig.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair, 3 primair en 4 primair tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewijs omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 2 primair, 3 primair en 4 primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (VIER) JAREN.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is gewezen door de vijfde meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. Veldhuisen, Voncken en Van der Lugt, in tegenwoordigheid van mr. Van Harten, griffier en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 juni 2003.
Mr. Van der Lugt is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.