ECLI:NL:GHAMS:2003:AH8743

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 juni 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
23-003629-02
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Veldhuisen
  • A. Voncken
  • J. van der Lugt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van moord in relatiesfeer met een gevangenisstraf van 7 jaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 5 juni 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Haarlem. De verdachte, geboren in Bosnië Herzegovina en thans gedetineerd, werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie die zich bezighield met woninginbraken, diefstallen en heling van gestolen goederen. De feiten beslaan een periode van 7 mei 1999 tot en met 15 februari 2002, waarin de verdachte samen met medeverdachten op verschillende locaties in Nederland inbraken heeft gepleegd en goederen heeft gestolen. De verdachte heeft een actieve rol gespeeld binnen deze organisatie, waarbij de inbraken gekenmerkt werden door brutaliteit en het stelen van zowel dure als emotioneel waardevolle goederen. Het hof oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van enkele onderdelen die niet bewezen konden worden. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaar, maar het hof heeft deze straf bevestigd, rekening houdend met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De benadeelde partij werd niet ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte van een onderdeel van de tenlastelegging werd vrijgesproken. Het hof heeft de inleidende dagvaarding gedeeltelijk nietig verklaard en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaar, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

Uitspraak

arrestnummer
rolnummer 23-003629-02
datum uitspraak 5 juni 2003
tegenspraak
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van
10 september 2002 in de strafzaak onder parketnummer 15-035604-01 van het openbaar ministerie tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Bosnië Herzegovina) op [datum] 1962,
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de PI Midden Holland, HvB De Geniepoort te Alphen a/d Rijn.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 23 en 27 augustus 2002 en in hoger beroep van 22 mei 2003.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, overeenkomstig de op de terechtzitting in eerste aanleg van 27 augustus 2002 op vordering van de officier van justitie toegestane wijziging tenlastelegging. Van die dagvaarding en vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging voor zover in hoger beroep nog aan de orde wordt hier overgenomen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet geheel verenigt.
Geldigheid van de inleidende dagvaarding
Het hof is van oordeel dat de dagvaarding ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit voor zover het laatste onderdeel daarvan betreft, luidende: "en/of het exporteren van bovengenoemde goederen, althans de opbrengst van de verkoop van die goederen naar het buitenland", nietig dient te worden verklaard, nu hierin niet een omschrijving wordt gegeven van een misdrijf en dit onderdeel ook in het licht van de verdere omschrijving van het ten laste gelegde feit onbegrijpelijk is.
Bewijs
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 6 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair, 3 primair, 4 primair, 5 primair en 6 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als vermeld in de van dit arrest deel uitmakende bijlage I.
Bijlage I
dat
1.
hij in de periode van 7 mei 1999 tot en met 15 februari 2002 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van twee of meer natuurlijke personen, te weten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
het op meerdere tijdstippen in voornoemde periode in Nederland tezamen en in vereniging met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit woningen wegnemen van goederen en/of geld, waarbij de dader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en/of de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak,
en
het op meerdere tijdstippen in voornoemde periode in Nederland tezamen en in vereniging met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening wegnemen van winkelgoederen (kleding)
en
het in voornoemde periode, in Nederland, tezamen en in vereniging een gewoonte maken van het plegen van opzetheling, immers hebben de daders goederen verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl de dader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die goederen wist(en) dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
2.
Primair:
hij op tijdstippen in de periode van 3 oktober 2001 tot en met 26 december 2001 te Bennebroek en te Castricum en te Haarlem en te Heemstede en te Bloemendaal en Blaricum en te Noordwijkerhout, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, en/of alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit (een) woning heeft weggenomen:
- op 4 oktober 2001 te Bennebroek, een mobiele telefoon en twee adapters, toebehorende aan [slachtoffer 1] en
- op 21 november 2001 te Bennebroek, meerdere sierraden en een gouden herenhorloge en een fototoestel en een juwelendoos en vier cheques (Rabobank) toebehorende aan [slachtoffer 2] en
- in de periode van 3 oktober 2001 tot en met 4 oktober 2001 te Castricum, meerdere sieraden en een zilveren bestekcassette en twee horloges en een mobiele telefoon (Ericsson), toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte of zijn mededader(s) en
- op 18 november 2001 te Haarlem, meerdere sieraden en een zilveren kandelaar en een fototoestel (Nikon) en een herenjack en een of meer geldbedrag(en) en twee flessen parfum en meerdere verzorgingsprodukten, toebehorende aan [slachtoffer 3] en
- op 4 oktober 2001 te Heemstede, een paspoort en vier creditcards en een laptop (Gateway) en een fototoestel (Olympus) en dertien flessen parfum en een zilveren bestekcassette (Sola) en een zilver twaalfdelig visbestek en een hoeveelheid zilveren vorkjes en lepeltjes en zestien horloges en meerdere gouden en zilveren sieraden en een sieradendoos en vier gouden tientjes en vier zilveren rijksdaalders en een portefeuille en een creditcardmapje, toebehorende aan [slachtoffer 4] en
- op 18 oktober 2001 te Bloemendaal, een lepeldoos en een brillenkoker en zilveren vorkjes en lepeltjes en een zilveren lepeldoos en een kristallen gebakschaal en zes zilveren fotolijstjes en twee zilveren kandelaars en een bloeddrukmeter en een fototoestel (Canon) en een rugzak en negen statenbijbels, toebehorende aan [slachtoffer 5] en
- op 26 december 2001 te Blaricum, een televisietoestel (B&O, Beovision Avant), toebehorende aan [slachtoffer 6] en
- op 15 november 2001 te Noordwijkerhout, een mobiele telefoon en een hoeveelheid gouden en zilveren sieraden en een vaas met zilveren vorkjes en een zilveren beker met zilveren lepeltjes en een hoeveelheid zilveren bestek en een zilveren fles en een aantal postzegelalbums, toebehorende aan [slachtoffer 7],
waarbij verdachte en/of zijn mededader zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak.
3.
primair:
hij in de periode van 17 november 1999 tot en met 15 februari 2002, in het arrondissement Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van opzetheling, immers hebben verdachte en zijn mededader na te melden goederen verworven en voorhanden gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die goederen wist(en) dat het door misdrijf verkregen goederen betrof:
- in de periode van 11 oktober 2001 tot en met 15 februari 2002, vier Swarovski stukken en een horloge en een zilveren ketting en
- in de periode van 11 oktober 2001 tot en met 15 februari 2002, meerdere sieraden en meerdere stukken bestek en een zilveren pillendoosje en
- in de periode van 11 december 2001 tot en met 15 februari 2002, een zilveren sigarettendoos en
- in de periode van 17 november 2001 tot en met 15 februari 2002, twee zilveren bonbonschalen en twee zilveren schalen en een zilveren taartschep en een dooosje met twaalf taartvorkjes en taartscheppen, vijf stuks bestek en een zilveren mandje en een thee- en kandijpotje en twee kinderbekertjes en een zilveren bestek (Van Kempen & Begeer Holland) en
- in de periode van 23 maart 2001 tot en met 15 februari 2002, zes stuks zilver bestek en
- in de periode van 10 maart 2001 tot en met 15 februari 2002, een mobiele telefoon en een plaatje (met: “Dirk Blikkendaal Zuid Kennemerland”) en
- in de periode van 16 maart 2001 tot en met 15 februari 2002, vijf zilveren servetringen en een zilveren kinderbeker en twee lepels en een schaaltje en
- in de periode van 20 december 2001 tot en met 15 februari 2002, veertien stuks zilver bestek en een kristallen fruitschaal en een delfsblauw bakje en een zilveren servetring en
- in de periode van 19 november 2001 tot en met 15 februari 2002, een zilveren bonbonschaal en acht zilveren gebakvorkjes en een zilveren koffiekan en een herdenkingsmunt en
- in de periode van 29 oktober 2001 tot en met 15 februari 2002, meerdere sieraden en
- in de periode van 6 november 2000 tot en met 15 februari 2002, een wildschaar en een televisie (B&O, met afstandsbediening) en
- in de periode van 4 december 2001 tot en met 15 februari 2002, achttien stuks Swarovski kristal en een slavenarmband en een gulden uit 1929 en eerste dag-envelop(pen) en
- in de periode van 1 december 2001 tot en met 15 februari 2002, diverse stuks bestek en een zilveren sigarettendoosje en twee verzilverde houders (voor luciferboekje) en een zilveren servetring en
- in de periode van 6 februari 2000 tot en met 15 februari 2002 (een gedeelte van) een postzegelverzameling en een hoeveelheid munten en
- in de periode van 1 december 2001 tot en met 15 februari 2002, een groen/zilveren schildpad en een armband en een shoker met staafjesketting en
- in de periode 1 december 2001 tot en met 15 februari 2002, meerdere sieraden en
- in de periode van 24 januari 2001 tot en met 15 februari 2002, een leren rijbewijsetui en
- in de periode van 3 november 2001 tot en met 15 februari 2002, een diskman en
- in de periode van 19 oktober 2001 tot en met 15 februari 2002, twee zilveren schaaltjes en meerdere sieraden en een horloge en een rijbewijsetui en
- in de periode van 18 februari 2001 tot en met 15 februari 2002, een zakhorloge en een broche en
- in de periode van 24 november 2001 tot en met 15 februari 2002, een hoeveelheid zilver bestek en een hoeveelheid gebruiks- en/of siervoorwerpen en een mobiele telefoon en een slavenarmband en een ketting en
- in de periode van 28 september 2001 tot en met 15 februari 2002, meerdere zilveren gebruiks- en/of siervoorwerpen en een zakhorloge en
- in de periode van 23 december 2001 tot en met 15 februari 2002, meerdere stuks bestek en meerdere sier- en/of gebruiksvoorwerpen en twee stuks keramiek en twee damesbeursjes en een houten doosje en
- in de periode van 6 januari 2000 tot en met 15 februari 2002, een scanner (merk HP) en
- in de periode van 14 januari 2000 tot en met 15 februari 2002, een mobiele telefoon en
- in de periode van 11 maart 2000 tot en met 15 februari 2002, meerdere stuks bestek en
- in de periode van 10 februari 2001 tot en met 15 februari 2002, 22 sportmedailles en meerdere munten en
- in de periode van 1 november 2001 tot en met 15 februari 2002 een afstandsbediening (B&O) en
- in de periode van 12 november 2001 tot en met 15 februari 2002, een zilveren ring en
- in de periode van 7 december 2001 tot en met 15 februari 2002, twee sieraden en een leren creditcardmapje en zes theelepels en
- in de periode van 14 december 2001 tot en met 15 februari 2002, een koker met een dia-apparaat (Kodak) en een sextant en
- in de periode van 22 december 2001 tot en met 15 februari 2002, meerdere sieraden en een zilveren gulden en een horloge en
- in de periode van 21 december 2001 tot en met 15 februari 2002, 43 stuks Swarovski kristal en een zilveren knipbeursje en een beurstasje en twee zilveren damestasjes en twee portemonnees met diverse buitenlandse munten en
- in de periode van 27 december 2001 tot en met 15 februari 2002, een zilveren sierlepel en een horloge en twee zilveren slavenarmbanden en
- in de periode van 26 december 2001 tot en met 15 februari 2002, een zakhorloge en drie VOC munten en een paar manchetknopen en een horloge en
- in de periode van 8 november 2001 tot en met 15 februari 2002, een zilveren geboortelepel en een zilveren servetring en
- in de periode van 23 december 2001 tot en met 15 februari 2002, zes armbanden en
- in de periode van 17 december 2001 tot en met 15 februari 2002, een parelsnoer en
- in de periode van 26 oktober 2001 tot en met 15 februari 2002, twee vulpennen en twee aanstekers en diverse siervoorwerpen en een mini telefoon en een horloge en
- in de periode van 24 december 2000 tot en met 15 februari 2002, dertien stuks Swarovski kristal en een zilveren sombrero en zes theelepels en een taartschep en
- in de periode van 26 november 2000 tot en met 15 februari 2002, meerdere stuks (zilver) bestek en meerdere (zilveren en gouden) sier- en/of gebruiksvoorwerpen en meerdere sieraden en een blauwe tas en een damesbeursje en
- in de periode van 15 oktober 2001 tot en met 15 februari 2002, meerdere gouden en/of zilveren sieraden en twee horloges en
- in de periode van 19 december 2001 tot en met 15 februari 2002, een zakhorloge en een zilveren slavenarmband en een zilveren ring en
- in de periode van 8 november 2001 tot en met 15 februari 2002, vier zilveren sieraden en een witte ketting en
- in de periode van 8 april 2001 tot en met 15 februari 2002, een zilveren mandje en een zilveren koffiekan en een schaaltje en een glazen bakje en
- in de periode van 22 oktober 2001 tot en met 15 februari 2002, diverse zilveren miniaturen en een zilveren kaarsenhouder en een zilveren jaarkalender en twee paar manchetknopen en
- in de periode van 27 februari 2001 tot en met 15 februari 2002, twee kandelaars en een zilveren melkkannetje en een kinderschuifje en een zilveren serveerblaadje en een zilveren suikertang en twee zilveren armbanden en een ketting en
- in de periode van 29 november 2001tot en met 15 februari 2002, een kristallen flesje en een zilveren suikerschepje en een antiek lakschrijfkist en twee bakjes op zilveren standaard en een zilveren koffiepot, theepot, suikerpot en roomkannetje en vijf zilveren koffielepels en zilveren taartschep en een stuk zilveren bestek en vier theelepeltjes en
- in de periode van 27 oktober 2001 tot en met 15 februari 2002, twee zilveren kommetjes en zilveren bakje en een zilveren schaaltje en een zilveren stolp en drie zilveren kinderbekers en twee zilveren vogeltje en
- in de periode van 19 oktober 2001 tot en met 15 februari 2002, een mobiele telefoon (Motorola) en een horloge (Citizen) en - in de periode van 31 oktober 2001 tot en met 15 februari 2002, een zilveren drinkbeker en een zilveren servetring en
- in de periode van 20 september 2001 tot en met 15 februari 2002, een horlogedeksel en horlogeranden en
- in de periode van 9 februari 2002 tot en met 15 februari 2002, een gouden hartje en
- in de periode van 29 september 2001 tot en met 15 februari 2002, een zilveren broche en
- in de periode van 29 september 2001 tot en met 15 februari 2002, een zilveren petit four-schepje en een geboortebeker en een koperen dienblad en een zilveren sigarendoos en een koperen lepeldoos en
- in de periode van 12 januari 2001 tot en met 15 februari 2002, vier stuks Swarovski kristal en een taartschep en
- in de periode van 2 december 2000 tot en met 15 februari 2002, een zilveren koordketting en
- in de periode van 14 april 2001 tot en met 15 februari 2002, een zilveren halsketting en 36 stuks Swarovski kristal en een zilveren bedelketting en een zilveren ring en
- in de periode van 26 oktober 2000 tot en met 15 februari 2002, een zilveren halsketting en
- in de periode van 16 december 2000 tot en met 15 februari, een gouden halsketting en
- in de periode van 14 oktober 2000 tot en met 15 februari 2002, een zilveren suikerpot en roomkannetje en een zilveren koffiekan en
- in de periode van 25 oktober 2001 tot en met 15 februari 2002, vijf vorkjes en vijf lepeltjes en een zilveren schenkkan en drie stuks Swarovski kristal en een theeblaadjesuitlekbakje en drie koperen kandelaars en een verzilverd schaaltje en een zilver vaasje en een zilveren lepel en een zilveren fruitschep en een servetring en twee suikertangen en
- in de periode van 26 februari 2001 tot en met 15 februari 2002, een houten doos met 48 messen en een zilver bestek en een uitlekschepje en een verzilverde trommel en een zilveren ring en
- in de periode van 23 december 2000 tot en met 15 februari 2002, zes taartvorkjes en zes koffielepels en een sierschepje en een kinderbekertje en zes DE theelepeltjes en
- in de periode van 2 oktober 2000 tot en met 15 februari 2002, een drinkbekertje en een zilveren kinderdrinkbeker en zes lepeltjes en vijf vorkjes en een suikerlepel en
- in de periode van 22 december 2001 tot en met 15 februari 2002, een broodmand en twee koffiekannetjes en
- in de periode van 17 november 1999 tot en met 15 februari 2002, een zilveren melkkannetje en een zilveren hanger en zeven zilveren miniatuurtjes en
- in de periode van 8 november 2001 tot en met 15 februari 2002, een gouden ketting en twee servetringen;
- in de periode van 26 januari 2001 tot en met 15 februari 2002, een digitale camera;
4. primair:
hij op tijdstippen in de periode van 7 mei 1999 tot en met 9 mei 1999 te Aerdenhout, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning heeft weggenomen:
een personenauto (Renault) en een hoeveelheid elektrische apparaten en drie fototoestellen en een mobiele telefoon en een kruk en een kentekenbewijs en acht flessen alcoholische drank en een fles parfum en Lancaster Sunwater en een zonnebril en een paar manchetknopen en een tas en tien cd’s en drie videobanden en een lamp en een hoeveelheid kledingstukken en meerdere geldbedragen en een dienblad en een koperen kan en een rekenmachine en een cognacglas en drie horloges en een paspoort toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte of zijn mededader
waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en/of de weg te nemen goed(eren) onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
5. primair:
hij op tijdstippen op of omstreeks 12 oktober 2001 te Huizen en te Naarden tezamen en in vereniging met een ander (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning heeft weggenomen:
- op 12 oktober 2001 te Huizen, een televisie en diverse audio-apparatuur en een laptopcomputer en twee videocamera’s en een fototoestel en een tostiapparaat en twee horloges en een hoeveelheid zilveren munten en vijf volgeplakte AH-zegelboekjes en een hoeveelheid Belgische Franken en een radiocassettespeler en een hoeveelheid sieraden en een of meer DVD’s en een chronometer en een autosleutel toebehorende aan [slachtoffer 8], en
- op 12 oktober 2001 te Huizen, meerdere gouden sieraden en drie horloges toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte of zijn mededader(s) en
- op 12 okotober 2001 te Naarden, dertien sieraden en twee horloges en twee zilveren bonbonschaaltjes en een videocamera en een mobiele telefoon en een aantal geldbedragen en een keukenmes en een zilverkleurig doosje en een bankpas en videobanden toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte of zijn mededader, waarbij verdachte en zijn mededader zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en/of de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
6. subsidiair:
hij in de periode van 13 november 2000 tot en met 15 februari 2002 te Diemen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een kleinbeeldcamera en vijf theelepels heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die camera en die theelepels wist(en) dat het door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Hetgeen onder 1, 2 primair, 3 primair, 4 primair, 5 primair en 6 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezengeachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezengeachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezengeachte uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezengeachte levert op:
1. Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
2.primair
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bezit heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd.
3.primair
Medeplegen van een gewoonte maken van het plegen van opzetheling.
4.primair
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bezit heeft gebracht door middel van braak.
5.primair
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bezit heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd.
6.subsidiair
Medeplegen van opzetheling.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot -kort gezegd- een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een straf zoals in eerste aanleg is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft gedurende enige tijd een belangrijke rol gespeeld binnen een criminele organisatie, die zich bezig hield met het op grote schaal plegen van woninginbraken, (winkel)diefstallen en heling van gestolen goederen. De verdachte heeft met name met betrekking tot de woninginbraken een uiterst actieve rol gespeeld.
Deze woninginbraken worden gekenmerkt door hun brutaliteit, te weten de grove wijze van binnendringen en de nietsontziende wijze waarop vervolgens een enorme diversiteit aan goederen werd weggenomen. De verdachte en zijn mededader(s) beperkten zich daarbij niet tot het wegnemen van dure apparatuur, maar namen ook persoonlijke, voor de eigenaar dikwijls onvervangbare en van grote emotionele waarde zijnde goederen mee, zoals geërfde sieraden.
De verdachte verzorgde voorts samen met zijn mededaders de afzet van gestolen goederen door verzending daarvan naar relaties in Bosnië, als ook door de verkoop ervan op markten in Nederland.
De door de verdachte gepleegde feiten behoren tot een categorie strafbare feiten waardoor een ernstige inbreuk wordt gemaakt op de rechtsorde en die in de samenleving gevoelens van onrust en onveiligheid veroorzaken. Met name de slachtoffers van woninginbraken ondervinden vaak nog geruime tijd de emotionele gevolgen van de aan zulke inbraken inherente inbreuk op de persoonlijke levenssfeer.
Blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister van de Justitiële Documentatiedienst van 11 april 2003, is verdachte eerder veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering, [benadeelde], heeft zich overeenkomstig artikel 51b van dat Wetboek in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte onder feit 4 tenlastegelegde, voor zover betrekking hebbende op het zogenoemde 'incident nummer 27'.
De vordering van de benadeelde partij duurt in hoger beroep op de voet van artikel 421, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering van rechtswege voort tot het bedrag van € 3.981,92, zoals in eerste aanleg is toegewezen.
De verdachte zal worden vrijgesproken van het hier bedoelde onderdeel van het hem onder feit 4 tenlastegelegde. Dit brengt mee dat de benadeelde partij in haar op dat onderdeel gegronde vordering niet ontvankelijk moet worden verklaard.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 57, 140, 311, 416 en 417 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart de inleidende dagvaarding wat betreft het hierboven omschreven onderdeel van het onder feit 1 tenlastegelegde nietig.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 6 primair tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair, 3 primair,
4 primair, 5 primair en 6 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewijs omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 2 primair,
3 primair, 4 primair, 5 primair en 6 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (ZES) JAREN.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet ontvankelijk in haar vordering.
Dit arrest is gewezen door de vijfde meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. Veldhuisen, Voncken en Van der Lugt, in tegenwoordigheid van mr. Van Harten, griffier en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 juni 2003.
Mr. Van der Lugt is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.