ECLI:NL:GHAMS:2003:AH8904

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 juni 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02/3942 PV
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Slijpen
  • mr. Schiltkamp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aftrekbaarheid van kosten voor IMET-therapie bij psychische stoornissen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 10 juni 2003, staat de aftrekbaarheid van kosten voor IMET-therapie centraal. De belanghebbende, geboren op 10 augustus 1961, heeft in 2000 aangifte gedaan van een belastbaar inkomen van ƒ 24.676. De inspecteur heeft correcties aangebracht, waaronder een correctie van ƒ 6.900 voor betalingen aan het Instituut voor Mentaal Emotieve Trainingen (IMET), waar de belanghebbende therapie volgde voor psychische (eet)stoornissen. De inspecteur betwistte dat de behandeling als geneeskundige hulp kon worden aangemerkt, omdat deze niet op voorschrift en/of onder begeleiding van een erkende geneeskundige zou hebben plaatsgevonden.

Het Hof oordeelt dat het advies van de vorige huisarts van de belanghebbende om de IMET-therapie te volgen, moet worden opgevat als een verwijzing en dus gelijkgesteld kan worden met een voorschrift. Bovendien acht het Hof aannemelijk dat de huidige huisarts de begeleiding van de belanghebbende op zich heeft genomen. De verklaring van de huidige huisarts ondersteunt deze stelling. Het Hof concludeert dat de belanghebbende de IMET-therapie op voorschrift en onder begeleiding van een erkende geneeskundige heeft gevolgd, waardoor de kosten als buitengewone lasten in aftrek kunnen worden gebracht.

De belanghebbende heeft ook aangevoerd dat de inspecteur zijn zorgvuldigheidsplicht heeft geschonden door haar niet te horen bij de vaststelling van het belastbaar inkomen. Het Hof volgt echter de primaire conclusie van de belanghebbende, waardoor het subsidiaire standpunt niet verder wordt behandeld. De uitspraak van de inspecteur wordt vernietigd, en de aanslag wordt verminderd tot een belastbaar inkomen van ƒ 24.616. Tevens wordt de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de belanghebbende.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Zeventiende Enkelvoudige Belastingkamer
PROCES-VERBAAL
van de mondelinge uitspraak in het beroep van X te Z, belanghebbende
tegen
een uitspraak van de inspecteur, gedagtekend 6 mei 2002, betreffende de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2000.
Het beroep is behandeld ter zitting van 26 mei 2003.
Beslissing
Het Hof
- verklaart het beroep gegrond,
- vernietigt de bestreden uitspraak,
- vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 24.616 (= € 11.170),
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot het beloop van € 342 en wijst de Staat aan dit bedrag aan belanghebbende te voldoen, en
- gelast de Staat het gestorte griffierecht ad € 29 aan belanghebbende te vergoeden.
Gronden
1. Belanghebbende, geboren op 10 augustus 1961 en ongehuwd, heeft over het jaar 2000 aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen gedaan van een belastbaar inkomen van ƒ 24.676.
2. De inspecteur heeft de volgende correcties op het door belanghebbende aangegeven belastbare inkomen aangebracht:
Belastbaar inkomen volgens aangifte 24.676
Correcties buitengewone lasten ter zake van ziekte:
Bij: - IMET-therapie 6.900
- huisapotheek 100
Af: - hapto-therapie 160
Vastgesteld belastbaar inkomen 31.516
Na bezwaar heeft de inspecteur bij de bestreden uitspraak het vastgestelde belastbare inkomen gehandhaafd.
3. Belanghebbende gaat primair in beroep tegen de correctie ter zake van betalingen ad ƒ 6.900 die zij heeft verricht aan het Instituut voor mentaal emotieve trainingen (hierna: IMET), alwaar zij in therapie (hierna: IMET-therapie) is geweest. Subsidiair stelt zij zich op het standpunt dat de correctie ad ƒ 6.900 moet vervallen omdat de inspecteur zijn plicht om belanghebbende te horen heeft geschonden.
4.1. Belanghebbende stelt dat zij de IMET-therapie heeft gevolgd ter behandeling van haar psychische (eet)stoornissen. De inspecteur stelt dat de behandeling niet kan worden aangemerkt als geneeskundige hulp, omdat de behandeling niet op voorschrift en/of onder begeleiding van een erkende geneeskundige heeft plaatsgevonden. Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende in ernstige mate leed aan de gevolgen van psychische (eet)stoornissen voor welke psychische toestand zij redelijkerwijze genezing, althans verzachting van de nadelige gevolgen daarvan kon en mocht verwachten van de op haar toegepaste behandeling. Evenmin is in geschil dat IMET beschikt over deskundigheid op het gebied van psychische (eet)stoornissen. Daarom zou een door haar verleende behandeling, mits op voorschrift en/of onder begeleiding van een naar Nederlandse begrippen als genees- of heelkundige aan te merken hulpverlener, als geneeskundige hulp in de zin van artikel 46, derde lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 kunnen worden beschouwd.
4.2. Vaststaat dat de vorige huisarts van belanghebbende haar in 1999 in verband met psychische klachten heeft geadviseerd met de IMET-therapie te starten. Vaststaat voorts dat belanghebbende zich bij haar huidige huisarts heeft gemeld als nieuwe patiënt toen haar vorige huisarts plotseling met zijn praktijk was gestopt. Belanghebbende stelt dat zij toen net was gestart met de IMET-therapie en dat de huidige huisarts de begeleiding op zich heeft genomen, welke begeleiding tot op heden plaatsvindt. Deze huisarts heeft op 25 februari 2002 het volgende verklaard: "(…) bevestig ik hierbij als behandelend huisarts van [belanghebbende] dat haar behandeling bij IMET op mijn nadrukkelijke advies en onder mijn persoonlijke begeleiding is. (…)"
4.3. De inspecteur stelt dat noch van een voorschrift, noch van begeleiding door een arts gebleken is. Het enkele advies van een voormalige huisarts is niet voldoende. Dit geldt naar zijn mening temeer nu sprake is van zodanige behandelingen dat doorlopende controle en evaluatie door een huisarts op zijn plaats zou zijn geweest.
4.4. Het Hof acht aannemelijk dat het advies van de vorige huisarts om een IMET-therapie te volgen als een verwijzing moet worden opgevat. Mitsdien moet het advies gelijk worden gesteld met een voorschrift. De stelling van belanghebbende dat de behandeling plaatsvindt onder begeleiding van de huidige huisarts acht het Hof aannemelijk gemaakt. De inspecteur heeft tegenover de verklaring van de huidige huisarts onvoldoende aangevoerd om tot een andersluidens oordeel te komen. Het Hof komt tot de conclusie dat belanghebbende de IMET-therapie op voorschrift en onder begeleiding van een erkende geneeskundige heeft gevolgd, zodat de hiermee gemoeide uitgaven als buitengewone lasten in aftrek kunnen worden gebracht.
5. Belanghebbende stelt dat zij overeenkomstig artikel 25, vierde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, verzocht heeft om gehoord te worden. Zij stelt voorts dat zij het niet eens is met de uitspraak op bezwaar vanwege een gebrek aan zorgvuldigheid die de inspecteur heeft gevolgd bij de vaststelling van het belastbaar inkomen, omdat zij niet is gehoord. Nu het Hof de primaire conclusie van belanghebbende volgt komt het niet toe aan de behandeling van het subsidiaire standpunt.
Proceskosten
Nu belanghebbende in het gelijk wordt gesteld en de uitspraak op bezwaar zal worden vernietigd, acht het Hof termen aanwezig de inspecteur te veroordelen tot vergoeding van proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt het bedrag van de proceskosten gesteld op € 805 (A.1,2 en 8 = 2,5 punten; C. factor 1; € 322 per punt), vermeerderd met de kosten van belanghebbende tweemaal € 10, zijnde de reiskosten per openbaar vervoer (tweede klasse) van belanghebbende en A.
De uitspraak is gedaan op 10 juni 2003 door mr. Slijpen, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Schiltkamp als griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken. Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, door genoemd lid van de belastingkamer en de griffier ondertekend.
Het lid van de belastingkamer heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm.
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak is een griffierecht verschuldigd. Na het verzoek tot vervanging ontvangt U van de griffier een nota griffierecht.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.