ECLI:NL:GHAMS:2003:AH9400
Gerechtshof Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. van Loon
- A. van der Laan
- Rechtspraak.nl
Belastingaftrek voor studiekosten en de rol van schuldverhouding tussen ouder en kind
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 27 juni 2003, ging het om een beroep van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst P, betreffende de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2000. De belanghebbende had in zijn aangifte een bedrag van ƒ 7.600 als buitengewone lasten voor studie opgevoerd, maar de inspecteur had deze aftrek niet geaccepteerd. Belanghebbende stelde dat er een schuld was ontstaan doordat zijn vader het collegegeld had betaald, en dat deze schuld in het jaar van aflossing in aftrek kon worden gebracht.
Het Hof oordeelde dat de aflossing van de schuld aan de vader niet gelijkgesteld kan worden aan uitgaven ter zake van studie in de zin van artikel 46, eerste lid, onderdeel c van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Het Hof benadrukte dat een lening voor studiekosten niet voorkomt dat de uitgaven op de belastingplichtige drukken op het moment dat deze worden gedaan. De uitspraak van het Hof was gebaseerd op eerdere jurisprudentie, waaronder het arrest van de Hoge Raad van 28 november 1956, waarin werd gesteld dat de kosten als buitengewone lasten in aanmerking kunnen worden genomen op het moment van betaling door de ouders.
Het Hof concludeerde dat het beroep van belanghebbende ongegrond was, en dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. M. van Loon, lid van de belastingkamer, in aanwezigheid van mr. A. van der Laan als griffier. De beslissing werd ter openbare zitting uitgesproken, en belanghebbende werd geïnformeerd over de mogelijkheid om de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke.