arrestnummer
rolnummer 23-004569-02
datum uitspraak 25 april 2003
tegenspraak
ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen - na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 26 november 2002 - op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Middelburg van 24 september 1999 in de strafzaak onder parketnummer 12/005403-98 tegen
[verdachte]
geboren op [datum] 1963 te [plaats] (Suriname)
wonende te [adres]
gedetineerd in PI Rijnmond - Gevangenis De IJssel te Krimpen aan den IJssel
De rechtbank te Middelburg heeft de verdachte terzake van de onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde feiten veroordeeld.
De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof te 's-Gravenhage heeft in hoger beroep bij arrest van 29 maart 2001 het vonnis van de rechtbank vernietigd - voorzover aan zijn oordeel onderworpen - en de verdachte ter zake van de onder 2, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde feiten veroordeeld.
De verdachte heeft tegen voormeld arrest beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 26 november 2002 de bestreden uitspraak van het gerechtshof te 's-Gravenhage - voor zover aan zijn oordeel onderworpen - vernietigd doch uitsluitend wat betreft de beslissingen ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging, en de zaak naar dit hof verwezen teneinde deze in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 9 juli 1998, 24 september 1998, 10 december 1998, 18 februari 1999, 12 april 1999, 17 juni 1999 en 10 september 1999 en in hoger beroep van 11 april 2003.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vorderingen van de officier van justitie gewijzigd. Van de dagvaarding en van de vorderingen wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd. De inhoud daarvan, voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen, wordt hier overgenomen.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep, voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen, vernietigen omdat het zich daarmee niet verenigt.
Naar oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de verdachte ter zake van de onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 bewezenverklaarde feiten veroordeeld tot 9 jaren gevangenisstraf met aftrek van voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof te 's-Gravenhage heeft de verdachte ter zake van de onder 2, 3, 4, 5 en 6 bewezenverklaarde feiten veroordeeld tot 9 jaren gevangenisstraf met aftrek van voorarrest.
Tegen voormeld arrest is door de verdachte beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak van het gerechtshof te 's-Gravenhage vernietigd doch uitsluitend wat betreft de beslissingen ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging en de zaak verwezen naar het gerechtshof te Amsterdam.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het onder 2 tenlastegelegde zal worden bewezen verklaard en de verdachte zal worden veroordeeld tot 8 jaren gevangenisstraf en indien de verdachte van het onder 2 tenlastegelegde zou worden vrijgesproken, tot een straf gelijk aan de tijd die hij tot op heden in voorarrest heeft doorgebracht, steeds met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
De verdachte is samen met anderen betrokken geweest bij de invoer van een zeer grote hoeveelheid cocaïne, te weten 72 kilogram. Cocaïne is een voor de gezondheid van gebruikers daarvan zeer schadelijke stof en het gebruik ervan is bezwarend voor de samenleving onder andere vanwege de daarmee gepaard gaande door verslaafden gepleegde criminaliteit.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving en is hij betrokken geweest bij zware mishandeling. Ten minste één van de van hun vrijheid beroofde personen is op een weerzinwekkende wijze gemarteld. Hoewel niet is gebleken dat de verdachte zelf fysiek heeft deelgenomen aan het toebrengen van letsel, is vast komen te staan dat hij bij dit feit een leidinggevende rol heeft vervuld en als zodanig verantwoordelijk dient te worden gehouden voor het ontstane letsel en de toegebrachte psychische schade. Het is te verwachten dat de slachtoffers nog geruime tijd zullen lijden onder hetgeen hun is aangedaan.
Het hof heeft kennis genomen van een de verdachte betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 10 maart 2003, een vroeghulp/interventierapport van Reclassering Nederland van T. Poortvliet d.d. 9 april 1998 en een voorlichtingsrapport van Reclassering Alkmaar van J. Naber d.d. 13 mei 1998.
Ondanks dat de verdachte inmiddels ter zake van het onder 1 en 7 tenlastegelegde is vrijgesproken en thans ter zake van het onder 2 tenlastegelegde wordt vrijgesproken, is het hof van oordeel dat het dientengevolge opleggen van een lagere straf dan door de rechtbank in eerste aanleg is opgelegd of van de straf die door de advocaat-generaal (voorwaardelijk) is gevorderd, onvoldoende recht zou doen aan de ernst van de feiten. Het is op deze grond dat het hof, alles afwegende, in beginsel een zwaardere straf dan door de rechtbank in eerste aanleg is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd, passend en geboden acht.
Het hof constateert dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM is overschreden na het instellen van het cassatieberoep en zal met deze overschrijding rekening houden bij de aan verdachte op te leggen straf, met dien verstande dat het hof in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 9 jaren, een gevangenisstraf van na te noemen duur oplegt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 57, 282 en 303 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 (oud) en 10 (oud) van de Opiumwet.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet opnieuw recht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 8 (ACHT) JAREN en 6 (ZES) MAANDEN.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is gewezen door de negende meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. Chorus, Nuis en Stolwijk, in tegenwoordigheid van mr. Wildeman als griffier en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 april 2003.
Mr. Stolwijk is buiten staat dit arrest te ondertekenen.