ECLI:NL:GHAMS:2003:AH9613

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 april 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
23-004570-02
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Chorus
  • M. Nuis
  • J. Stolwijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberovingen en zware mishandeling in combinatie met invoer van cocaïne

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 april 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de rechtbank te Middelburg. De verdachte, geboren in 1959 in Suriname en gedetineerd in PI Noordsingel te Rotterdam, was samen met anderen betrokken bij de invoer van 72 kilogram cocaïne, een ernstige overtreding van de Opiumwet. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van wederrechtelijke vrijheidsberoving en zware mishandeling, waarbij één van de slachtoffers op een weerzinwekkende wijze gemarteld zou zijn. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte een leidinggevende rol heeft vervuld en zelf ook fysiek aan de mishandeling heeft deelgenomen, wat leidde tot aanzienlijke psychische schade voor de slachtoffers.

De zaak is terugverwezen door de Hoge Raad na een eerdere vernietiging van een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage. Het hof heeft de bewijsvoering en de vordering van de advocaat-generaal in overweging genomen. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot 9 jaar gevangenisstraf, maar het hof heeft besloten om de straf te verlagen naar 8 jaar en 6 maanden, rekening houdend met de ernst van de feiten en de overschrijding van de redelijke termijn van artikel 6 EVRM. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde feit, maar heeft de overige veroordelingen gehandhaafd.

De beslissing van het hof houdt in dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht op de opgelegde gevangenisstraf. Het hof heeft de vordering van de raadsman tot onmiddellijke invrijheidstelling afgewezen, omdat de gronden voor de voorlopige hechtenis nog steeds aanwezig waren. De uitspraak is gedaan door de negende meervoudige strafkamer van het gerechtshof, met de betrokken rechters A. Chorus, M. Nuis en J. Stolwijk.

Uitspraak

arrestnummer
rolnummer 23-004570-02
datum uitspraak 25 april 2003
tegenspraak
ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen - na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 26 november 2002 - op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Middelburg van 24 september 1999 in de strafzaak onder parketnummer 12/000015-98 tegen
[verdachte]
geboren op [...]1959 in het District [...] (Suriname)
wonende te [adres]
gedetineerd in PI Noordsingel te Rotterdam
Procesgang
De rechtbank te Middelburg heeft de verdachte terzake van de onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde feiten veroordeeld.
De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof te 's-Gravenhage heeft in hoger beroep bij arrest van 29 maart 2001 het vonnis van de rechtbank vernietigd - voorzover aan zijn oordeel onderworpen - en de verdachte ter zake van de onder 2, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde feiten veroordeeld.
De verdachte heeft tegen voormeld arrest beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 26 november 2002 de bestreden uitspraak van het gerechtshof te 's-Gravenhage - voor zover aan zijn oordeel onderworpen - vernietigd doch uitsluitend wat betreft de beslissingen ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging, en de zaak naar dit hof verwezen teneinde deze in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 9 juli 1998, 24 september 1998, 10 december 1998, 18 februari 1999, 12 april 1999, 17 juni 1999 en 10 september 1999 en in hoger beroep van 11 april 2003.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vorderingen van de officier van justitie gewijzigd. Van de dagvaarding en van de vorderingen wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd. De inhoud daarvan, voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen, wordt hier overgenomen.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep, voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen, vernietigen omdat het zich daarmee niet verenigt.
Bewijslevering
Naar oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Oplegging van straf
De rechtbank heeft de verdachte ter zake van de onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 bewezenverklaarde feiten veroordeeld tot 9 jaren gevangenisstraf met aftrek van voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof te 's-Gravenhage heeft de verdachte terzake van de onder 2, 3, 4, 5 en 6 bewezenverklaarde feiten veroordeeld tot 9 jaren gevangenisstraf met aftrek van voorarrest.
Tegen voormeld arrest is door de verdachte beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak van het gerechtshof te 's-Gravenhage vernietigd doch uitsluitend wat betreft de beslissingen ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging en de zaak verwezen naar het gerechtshof te Amsterdam.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het onder 2 tenlastegelegde zal worden bewezen verklaard en de verdachte zal worden veroordeeld tot 8 jaren gevangenisstraf en indien de verdachte van het onder 2 tenlastegelegde zou worden vrijgesproken, tot een straf gelijk aan de tijd die hij tot op heden in voorarrest heeft doorgebracht, steeds met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
De verdachte is samen met anderen betrokken geweest bij de invoer van een zeer grote hoeveelheid cocaïne, te weten 72 kilogram. Cocaïne is een voor de gezondheid van gebruikers daarvan zeer schadelijke stof en het gebruik ervan is bezwarend voor de samenleving onder andere vanwege de daarmee gepaard gaande door verslaafden gepleegde criminaliteit.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving en is hij betrokken geweest bij zware mishandeling. Ten minste één van de van hun vrijheid beroofde personen is op een weerzinwekkende wijze gemarteld. Het is vast komen te staan dat de verdachte bij dit feit een leidinggevende rol heeft vervuld en zelf ook fysiek aan de mishandeling heeft deelgenomen. Hij dient verantwoordelijk te worden gehouden voor het ontstane letsel en de toegebrachte psychische schade. Het is te verwachten dat de slachtoffers nog geruime tijd zullen lijden onder hetgeen hun is aangedaan.
Het hof heeft kennis genomen van een de verdachte betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 10 maart 2003 en een vroeghulprapport van Reclassering Nederland van C. Rampaart d.d. 9 april 1998.
Ondanks dat de verdachte inmiddels ter zake van het onder 1 en 7 tenlastegelegde is vrijgesproken en thans ter zake van het onder 2 tenlastegelegde wordt vrijgesproken, is het hof van oordeel dat het dientengevolge opleggen van een lagere straf dan door de rechtbank in eerste aanleg is opgelegd of van de straf die door de advocaat-generaal (voorwaardelijk) is gevorderd, onvoldoende recht zou doen aan de ernst van de feiten. Het is op deze grond dat het hof, alles afwegende, in beginsel een zwaardere straf dan door de rechtbank in eerste aanleg is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd, passend en geboden acht.
Het hof constateert dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM is overschreden na het instellen van het cassatieberoep en zal met deze overschrijding rekening houden bij de aan verdachte op te leggen straf, met dien verstande dat het hof in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 9 jaren, een gevangenisstraf van na te noemen duur oplegt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 57, 282 en 303 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 (oud) en 10 (oud) van de Opiumwet.
Bespreking van een ter terechtzitting in hoger beroep gedaan verzoek
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht om de onmiddellijke invrijheidstelling van de verdachte. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er vanaf 26 december 2002 geen titel meer bestond voor de voorlopige hechtenis van de verdachte, daar de geldigheidsduur van het bevel gevangenhouding van kracht was tot 26 december 2002, terwijl de daaropvolgende verlenging van de gevangenhouding van de verdachte door dit hof bij beschikking van 18 december 2002 is bevolen ingaande op 26 januari 2003.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt. In zijn beschikking van 15 januari 2003 heeft dit hof de beschikking van 18 december 2003 verbeterd gelezen, in die zin dat de daarbij bevolen verlenging van de gevangenhouding inging op 26 december 2002. Derhalve is het hof van oordeel dat het verzoek van de raadsman feitelijke grondslag mist. Aangezien de verdenking, bezwaren en gronden die tot het verlenen van het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte hebben geleid nog steeds aanwezig zijn en het hof ook geen termen aanwezig acht voor schorsing van de voorlopige hechtenis, wijst het hof het verzoek tot onmiddellijke invrijheidstelling af.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet opnieuw recht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 8 (ACHT) JAREN en 6 (ZES) MAANDEN.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is gewezen door de negende meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. Chorus, Nuis en Stolwijk, in tegenwoordigheid van mr. Wildeman als griffier en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 april 2003.
Mr. Stolwijk is buiten staat dit arrest te ondertekenen.