ECLI:NL:GHAMS:2003:AH9618

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 februari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
23-003190-02
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Wijnen-Vergeer
  • A. van Lingen
  • J. Tilleman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met betrekking tot cocaïne invoer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 17 februari 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank te Haarlem. De verdachte, geboren in Frans Guyana en thans gedetineerd, was beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van ongeveer 12.944,4 gram cocaïne op 25 maart 2002 te Schiphol. Het hof oordeelde dat wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit had begaan. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot 48 maanden gevangenisstraf, en dit vonnis werd door het hof bevestigd. Het hof overwoog dat de invoer van een dergelijke hoeveelheid cocaïne ernstige gevolgen heeft voor de volksgezondheid en dat het gebruik van cocaïne schadelijk is. De verdachte had geen eerdere veroordelingen, maar het hof vond de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan voldoende om de opgelegde straf te handhaven. Het hof heeft de inbeslaggenomen cocaïne en het verpakkingsmateriaal onttrokken aan het verkeer en gelast de teruggave van € 500,- aan de verdachte. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

Uitspraak

arrestnummer
rolnummer 23-003190-02
datum uitspraak 17 februari 2003
tegenspraak
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Haarlem van 12 augustus 2002 in de strafzaak onder parketnummer 15/000205-02 van het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Frans Guyana) op [datum] 1980,
niet ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens,
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring "De Compagnie en Zwaag" te Zwaag.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 29 juli 2002 en in hoger beroep van 3 februari 2003.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van die dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging wordt hier overgenomen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de eerste rechter.
Bewijslevering
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 25 maart 2002 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 12.944,4 gram van een materiaal bevattende cocaïne, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 48 maanden gevangenisstraf, met aftrek van voor de tenuitvoerlegging in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebrachte periode, heeft verbeurd verklaard € 500,- (10 x € 50,- biljetten) en heeft onttrokken aan het verkeer verklaard de cocaïne en het verpakkingsmateriaal.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot 48 maanden gevangenisstraf met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, aan het verkeer te onttrekken de cocaïne en het verpakkingsmateriaal en aan de verdachte terug te geven € 500,-.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft bijna 13 kilogram cocaïne Nederland ingevoerd. Een dergelijke handelwijze met betrekking tot een voor de handel geschikte hoeveelheid brengt de volksgezondheid ernstig in gevaar. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat gebruik van cocaïne zeer schadelijk is voor de gezondheid en langdurige verslaving tot gevolg kan hebben, met alle daarmee gepaard gaande problemen, waaronder vele vormen van criminaliteit.
Blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister van de Justitiële Documentatiedienst van 16 december 2002, is verdachte niet eerder veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
De inbeslaggenomen voorwerpen, te weten de cocaïne en het verpakkingsmateriaal, dienen te worden onttrokken aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar aangezien dit is vervaardigd of bestemd tot het begaan van het bewezenverklaarde terwijl het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewijslevering omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 48 (ACHTENVEERTIG) MAANDEN.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Onttrekt aan het verkeer de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten de cocaïne en het verpakkingsmateriaal.
Gelast de teruggave aan [verdachte] van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven geld, te weten: € 500,-.
Dit arrest is gewezen door de achtste meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. Van Wijnen-Vergeer, Van Lingen en Tilleman, in tegenwoordigheid van Peeperkorn en mr. Leewens als griffiers en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 februari 2003.