ECLI:NL:GHAMS:2003:AI1333
Gerechtshof Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. Vrouwenvelder
- Rechtspraak.nl
Proceskostenvergoeding in belastingzaak over naheffingsaanslag en boetebeschikking
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 7 mei 2003, ging het om een beroep van belanghebbende X tegen een uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betrof een naheffingsaanslag voor de omzetbelasting over het tijdvak van 1 december 2001 tot en met 31 december 2001, alsook een boetebeschikking voor aangifteverzuim. Belanghebbende had bezwaar aangetekend tegen de aanslag en de boete, maar de inspecteur had de naheffingsaanslag en de boete voor betaalverzuim op 27 april 2002 vernietigd. De uitspraak op bezwaar van 10 mei 2002 handhaafde echter de boete voor aangifteverzuim.
Tijdens de zitting op 23 april 2003 werd vastgesteld dat belanghebbende in verzuim was geweest bij het indienen van aangiften voor meerdere tijdvakken in 2001. Het Hof oordeelde dat de boete van ƒ 250, opgelegd voor het aangifteverzuim, in overeenstemming was met de regelgeving en dat belanghebbende geen gegronde redenen had om deze te betwisten. Het Hof benadrukte dat de wetgeving beoogt om de plicht tot tijdige aangifte te waarborgen en dat het niet tijdig indienen van aangiften de heffing en invordering van belasting verstoort.
Daarnaast verzocht de inspecteur om een proceskostenvergoeding, maar het Hof oordeelde dat er geen sprake was van misbruik van procesrecht door belanghebbende. De rechter stelde dat een veroordeling in proceskosten alleen mogelijk is als er geen redelijk positief resultaat van het beroep kon worden verwacht, wat in dit geval niet aan de orde was. Het Hof verklaarde het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk voor de onderdelen die betrekking hadden op de vernietigde naheffingsaanslag en de boete voor betaalverzuim, en ongegrond voor het overige. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Vrouwenvelder, lid van de belastingkamer, in aanwezigheid van drs. Plat als griffier.