ECLI:NL:GHAMS:2003:AI1612

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 mei 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00/90219
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • F.H.M. Possen
  • J.J.A.M. Kennis
  • Ing. K.J.L. Hesselt van Dinter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugbetaling douanerechten na vernietiging uitnodiging tot betaling

In deze zaak, behandeld door de Douanekamer van het Gerechtshof Amsterdam, is op 13 mei 2003 uitspraak gedaan over een verzoek om terugbetaling van douanerechten. Belanghebbende, een besloten vennootschap, had op 5 maart 2001 een verzoek om terugbetaling ingediend bij de inspecteur, naar aanleiding van een uitnodiging tot betaling van douanerechten die op 17 maart 2000 was verzonden. De inspecteur had op 23 december 2002 besloten dat een bedrag van € 182.265,31 aan belanghebbende moest worden terugbetaald, wat de grondslag voor de eerdere uitnodiging tot betaling deed vervallen.

De mondelinge behandeling vond plaats op 1 oktober 2002, waarbij zowel de gemachtigden van belanghebbende als de inspecteur aanwezig waren. Tijdens deze zitting zijn pleitnota's overgelegd en voorgelezen. De Douanekamer heeft vastgesteld dat de uitnodiging tot betaling niet in stand kon blijven, gezien de beslissing van de inspecteur om het bedrag terug te betalen. Dit leidde tot de conclusie dat de eerdere uitspraak van de inspecteur vernietigd moest worden.

De Douanekamer heeft ook de proceskosten in overweging genomen, waarbij het beroep en een gelijktijdig behandeld beroep als één zaak werden beschouwd. De kosten werden vastgesteld op € 1.207,50, waarvan 50% aan belanghebbende werd toegewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken op dezelfde dag, en belanghebbende werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Douanekamer
Uitspraak
in de zaak nr. 00/90219 DK (voorheen: nr. 0219/2000 TC)
de dato 13 mei 2003
1. De procedure
1.1. Op 24 november 2000 is bij de Tariefcommissie een beroepschrift
ingekomen van A en B, van C te Z, ingediend namens de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid D B.V. te Y, belanghebbende. Het beroep is gericht tegen de uitspraak van het hoofd van het Douanedistrict Y (hierna: de inspecteur) van 17 november 2000, kenmerk XXXX, waarbij het bezwaar van belanghebbende tegen het in de uitnodiging tot betaling van
17 maart 2000, kenmerk XXXX, vermelde bedrag van f 401.659,90 aan douanerechten, werd afgewezen.
1.2. Van belanghebbende is door de secretaris een griffierecht geheven van
f 450,--. De inspecteur heeft op 10 april 2001 een verweerschrift ingediend. Op 8 mei 2001 is van belanghebbende een conclusie van repliek ontvangen. Op
22 mei 2001 heeft belanghebbende een aanvulling op de conclusie van repliek ingediend. De inspecteur heeft op 20 juni 2001 een conclusie van dupliek ingediend.
1.3. Op grond van artikel XI van de Wet van 14 september 2001 (Stb. 419) is
met ingang van 1 januari 2002 de Douanekamer van het Gerechtshof te Amsterdam (hierna: de Douanekamer) in de plaats getreden van de Tariefcommissie.
1.4. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden tijdens de zitting van de Douanekamer van 1 oktober 2002. Namens belanghebbende zijn aldaar verschenen haar gemachtigden voornoemd en G. Namens de inspecteur zijn verschenen mr. F en G. Belanghebbende en de inspecteur hebben ieder een pleitnota overgelegd en voorgelezen. Gelijktijdig met deze zaak is het beroep nr. 00/90223 DK (voorheen: nr. 0223/2000 TC) van H N.V. behandeld, waarin dezelfde rechtsvragen aan de orde zijn.
1.5. Ten aanzien van de sub 1.1. vermelde uitnodiging tot betaling heeft belanghebbende op 5 maart 2001 eveneens een verzoek om terugbetaling bij de inspecteur ingediend. Op 10 januari 2003 is bij de Douanekamer een afschrift van de beschikking van de inspecteur op dat verzoek ingekomen. Deze beschikking van 23 december 2002, nummer 0056.69.315/00.D.0360, houdt als beslissing in dat aan belanghebbende op de voet van artikel 239 van het Communautair douanewetboek een bedrag van e 182.265,31 wordt terugbetaald dan wel kwijtgescholden.
2. De rechtsoverwegingen
Het sub 1.5. vermelde houdt in wezen in dat de grondslag voor de uitnodiging tot betaling is komen te vervallen, zodat de uitspraak waarvan beroep, en de meergenoemde uitnodiging tot betaling niet in stand kunnen blijven. De Douanekamer zal in dier voege beslissen.
3. Proceskosten
De Douanekamer acht termen aanwezig de inspecteur op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht te veroordelen in de proceskosten, welke met toepassing van het besluit proceskosten bestuursrecht worden vastgesteld op 2,5 (beroepschrift, repliek, verschijnen ter zitting) x
1,5 (gewicht) x 1 (2 samenhangende zaken) x e 322,-- = e 1.207,50
Nu sprake is van samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3 van het Besluit worden het onderhavige beroep en het gelijktijdig behandelde beroep nummer 00/90223 DK voor de toepassing van dit Besluit als één zaak beschouwd; derhalve dient aan belanghebbende 50% van e 1.207,50 = e 603,75 te worden voldaan.
5. De beslissing
De Douanekamer:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak, waarvan beroep, alsmede de sub 1.1. genoemde uitnodiging tot betaling;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten en wijst de Staat der Nederlanden aan deze kosten, groot e 603,75, aan belanghebbende te voldoen;
- wijst de Staat der Nederlanden aan het griffierecht ad e 204,20 aan belanghebbende te vergoeden.
Aldus gewezen op 13 mei 2003 door mr. F.H.M. Possen, voorzitter,
mr. J.J.A.M. Kennis en jhr. Ing. K.J.L. Hesselt van Dinter, leden, in tegenwoordigheid van mr. drs. T.A.J.S. Hesselink, griffier.
De beslissing is op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken.
De griffier: De voorzitter:
Beroep in cassatie
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).
2. Bij dit beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a) de naam en het adres van de indiener;
b) de dagtekening;
c) de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.