arrestnummer
rolnummer 23-001092-03
datum uitspraak 11 september 2003
tegenspraak
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Amsterdam van 7 maart 2003 in de strafzaak onder parketnummer 13/129157-02 van het openbaar ministerie tegen
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 21 februari 2003 en in hoger beroep van 28 augustus 2003.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, overeenkomstig de op de terechtzitting in eerste aanleg van 21 februari 2003 op vordering van de officier van justitie toegestane wijziging tenlastelegging. Van die dagvaarding en vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging wordt hier overgenomen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het hof zich daarmee niet (geheel) verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 1 maart 2002 te Singapore opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd door die [slachtoffer] meermalen met zodanige kracht tegen het hoofd te stompen en tegen het bovenlichaam te schoppen, dat [slachtoffer] als gevolg daarvan met grote kracht met zijn hoofd tegen een harde vloer en/of tegen een of meer andere harde voorwerpen is terechtgekomen en daardoor onder meer ernstig hoofdletsel en hersenletsel en een hersenbloeding heeft bekomen, als gevolg waarvan [slachtoffer] op 3 maart 2002 is overleden.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezengeachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezengeachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezengeachte uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezengeachte levert op:
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 6 jaar gevangenisstraf.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte en door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot 8 jaar gevangenisstraf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft, in het kader van een ruzie naar aanleiding van een zakelijk geschil met het slachtoffer in een stand op een beurs, het slachtoffer [slachtoffer] meermalen gestompt. Vervolgens heeft hij het reeds buiten gevecht gestelde en ten opzichte van hem, verdachte, weerloze slachtoffer meermalen hard getrapt. Als gevolg hiervan is het slachtoffer met zijn hoofd op de harde vloer en/of een poot van een tafel terechtgekomen, waardoor het slachtoffer dusdanig ernstig gewond is geraakt dat hij daaraan vervolgens is overleden. Aldus heeft de verdachte onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden van het slachtoffer, waaronder zijn echtgenote en kinderen..
De verdachte heeft blijkens zijn eigen verklaringen zijn sporen in de judosport verdiend en is mitsdien geenszins onbekend ten aanzien van de gevolgen van fysiek geweld, indien tegen personen gebruikt. Minstgenomen is verdachte, zo moet worden aangenomen, door zijn ervaringen met de judosport meer dan een gemiddeld mens in staat om de gevolgen en risico's van fysiek geweld van de ene mens jegens de andere in te schatten. Blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister van de Justitiële Documentatiedienst van 9 juli 2003, is verdachte eerder ter zake van een geweldsdelict veroordeeld. Uit diverse rapportages met betrekking tot de persoon van de verdachte, te weten een psychiatrisch rapport de dato 14 oktober 2002 en een rapport de dato 26 september 2002 van een reclasseringsmedewerker, blijkt dat behandeling van problemen die de verdachte ondervindt ten aanzien van zijn agressieregulatie, geïndiceerd is. Verdachte was zich blijkens zijn eigen verklaringen ervan bewust dat hij ten tijde van het gepleegde feit een spanningsvolle periode doormaakte. Tegen die achtergrond bezien had verdachte zichzelf niet in die situatie, zoals deze is ontstaan, moeten manoeuvreren, maar had hij deze moeten ontlopen, bijvoorbeeld door een collega naar de stand van het slachtoffer te sturen.
Na het gebeuren heeft de verdachte ervoor gekozen Singapore uit te vluchten, kennelijk zonder zich om de gevolgen voor het slachtoffer te bekommeren.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewijs omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 (ZEVEN) JAREN.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is gewezen door de vijfde meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. Veldhuisen, Voncken en Van Atteveld, in tegenwoordigheid van mr. Bons, griffier en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 september 2003.