arrestnummer
rolnummer 23-001149-03
datum uitspraak 26 augustus 2003
tegenspraak
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Haarlem van 18 februari 2003 in de strafzaak onder parketnummer 15/030483-02 van het openbaar ministerie
tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres],
thans gedetineerd te PI Midden Holland, Huis van Bewaring locatie Alphen aan de Rijn, De Geniepoort en aldaar feitelijk verblijvende.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 4 februari 2003 en in hoger beroep van 12 augustus 2003.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van die dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging wordt hier overgenomen.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, verbetert het hof deze. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 17 februari 2002 te Zaandam, gemeente Zaanstad opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet met zijn handen de keel van die [slachtoffer] dichtgeknepen en dichtgeknepen gehouden, in elk geval die [slachtoffer] heeft verwurgd, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezengeachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezengeachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezengeachte uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezengeachte levert op:
doodslag.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren. Voorts heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] toegewezen tot een bedrag van € 8.093,86 en is de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot 10 jaren gevangenisstraf met toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van
€ 11.876,26 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte, waarbij het onder meer heeft acht geslagen op het door R.L. Noll, psychiater te Haarlem op 29 januari 2003 uitgebrachte rapport en het door M.F. Raven, psychologe te
Amsterdam op 13 januari 2003 uitgebrachte rapport.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft 's avonds in hun woning zijn vierentwintigjarige vrouw [slachtoffer] door verwurging om het leven gebracht. Hoewel verdachte daar niet over kan of wenst te spreken neemt het hof op grond van de inhoud van het dossier aan dat hij tot zijn daad werd gebracht doordat hij het niet kon of wilde accepteren dat het slachtoffer die avond zou terugkeren naar het Blijf van mijn lijf-huis waar zij verbleef en hem mogelijk voorgoed wilde verlaten. Het hof kan slechts concluderen dat het slachtoffer een afschuwelijke dood is gestorven.
Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan een zeer ernstig misdrijf. Door zijn toedoen is zeer veel leed toegebracht aan de familieleden van het slachtoffer, in het bijzonder haar moeder en haar dochter [naam] die ten tijde van het feit nog maar vijf jaar oud was; zij hebben een onherstelbaar en nog lang voelbaar verlies geleden. Meer in het algemeen geldt dat de rechtsorde in hoge mate wordt geschokt door dergelijke misdrijven.
Verdachte is, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister van de Justitiële Documentatiedienst van 26 juni 2003, niet eerder ter zake van een gewelddadig delict veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij, [benadeelde partij], heeft zich in hoger beroep op de voet van artikel 421, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering gevoegd met een vordering van € 11.952,86 zoals door haar ook in eerste aanleg gevorderd. Die vordering is door de rechtbank tot het bedrag van € 8.093,86 toegewezen. Voor het overige deel van de vordering is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft door middel van haar ter terechtzitting in hoger beroep verschenen advocate, mr. De Vos, gesteld dat de vordering van € 11.952,86 van eenvoudige aard is en in zijn geheel dient te worden toegewezen.
De verdachte en zijn raadsman hebben deze vordering niet betwist.
Het hof is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij niet wordt betwist en van zo eenvoudige aard is, dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezengeachte strafbare feit rechtstreeks schade heeft geleden.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] zal dan ook tot een bedrag van
€ 11.952,86 worden toegewezen.
Het hof acht geen termen aanwezig om naast toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tevens over te gaan tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewijs omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 (ZEVEN) JAREN.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] en veroordeelt de verdachte om tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde partij], wonende te Amsterdam, bankrekeningnummer 81.84.22.327 een bedrag van € 11.952,86 ( elf duizend negenhonderdtweeënvijftig euro en zesentachtig cent), vermeerderd met de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vierde meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs Verspyck Mijnssen, Kortenhorst en Van de Beek, in tegenwoordigheid van mr. Mulder, griffier en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 augustus 2003.