ECLI:NL:GHAMS:2003:AO3647
Gerechtshof Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- F.H.M. Possen
- J.J.A.M. Kennis
- K.J.L. Hesselt van Dinter
- Rechtspraak.nl
Herberekening douaneschuld en rechtszekerheid in douaneprocedures
In deze zaak, behandeld door de Douanekamer van het Gerechtshof Amsterdam, staat de herberekening van douaneschulden centraal. De belanghebbende, een importeur van vis en visproducten, had bezwaar aangetekend tegen een uitnodiging tot betaling van douanerechten die was opgelegd door de inspecteur. De zaak begon met een beroepschrift dat op 27 december 1999 werd ingediend, gericht tegen een eerdere uitspraak van de inspecteur van 7 december 1999. De inspecteur had het bezwaar van de belanghebbende afgewezen, wat leidde tot de huidige procedure.
De Douanekamer oordeelt dat de tweede uitnodiging tot betaling in wezen een nieuwe berekening van de douaneschuld tot stand brengt, die volgens de regels van behoorlijk procesrecht in de bezwaarfase van de eerste uitnodiging had moeten plaatsvinden. De rechtszekerheid vereist dat de douaneschuld definitief wordt vastgesteld op basis van de gegevens in het dossier. De Douanekamer vindt het onaanvaardbaar dat een volledige terugbetaling, na beoordeling van het bezwaar, gepaard gaat met een clausule die later kan worden herzien.
De Douanekamer concludeert dat de wijze van boeking achteraf, zonder nieuwe gegevens, niet toelaatbaar is en beroept zich op artikel 220, tweede lid, onderdeel b, van het Communautair douanewetboek (CDW) als grondslag om de boeking ongedaan te maken. De uitspraak van de Douanekamer vernietigt de eerdere beslissing van de inspecteur en verklaart het beroep gegrond, waarbij de Staat der Nederlanden wordt gelast het griffierecht aan de belanghebbende te vergoeden. De uitspraak is gedaan op 20 mei 2003 en kan binnen zes weken in cassatie worden aangevochten bij de Hoge Raad der Nederlanden.