arrestnummer
rolnummer 23-001824-03
datum uitspraak 27 november 2003
tegenspraak
Verkort arrest van het Gerechtshof te Amsterdam
gewezen op het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van rechtbank Haarlem van 24 april 2003 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15/097701-02 (zaak A) en 15/097702-03 (zaak B)
tegen
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in P.I. Midden Holland, Huis van Bewaring Haarlem, Harmenjansweg 4, 2031 XC Haarlem.
Het hoger beroep van de verdachte is blijkens mededeling van zijn raadsman ter terechtzitting niet gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep genomen beslissingen ten aanzien van het in zaak A onder 1 en 5 ten laste gelegde, zodat deze beslissingen niet meer aan hoger beroep zijn onderworpen..
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 10 april 2003 en in hoger beroep van 13 november 2003.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is, voor zover thans nog aan de orde, tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, in zaak A onder 2 en 3, zoals nader omschreven op de terechtzitting van 20 februari 2003, en in zaak B. Van de dagvaardingen en de vordering nadere omschrijving zijn kopieën in dit arrest gevoegd. De inhoud daarvan wordt hier overgenomen.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis van de eerste rechter, voor zover thans aan het oordeel van het hof onderworpen, vernietigen omdat het zich daarmee niet verenigt.
Naar het oordeel van het hof is wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte in zaak A onder 2 en 3 en in zaak B is tenlastegelegd, met dien verstande dat:
Zaak A
onder 2
hij in de periode van 1 november 2001 tot en met 27 augustus 2002 te Velsen-Noord, in de gemeente Velsen, tezamen en in vereniging met anderen meermalen telkens opzettelijk heeft bereid, bewerkt en verwerkt hoeveelheden van een materiaal, bevattende amfetamine en hoeveelheden van een materiaal, bevattende MDMA, zijnde amfetamine en MDMA middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
onder 3
hij op 28 augustus 2002 te Velsen-Noord, in de gemeente Velsen, tezamen en in vereniging met anderen, in perceel Grote Hout- of Koninginneweg 271 aldaar opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 250 kilogram van een materiaal, bevattende MDMA en ongeveer 350.000 pillen of tabletten, bevattende MDMA en ruim 7,5 kilogram materiaal, bevattende amfetamine, zijnde MDMA en amfetamine middelen, vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
zaak B
hij op 28 augustus 2002 te Velsen-Noord, in de gemeente Velsen, tezamen en in vereniging met een ander drie wapens van categorie III, te weten:
- een pistool, merk Glock, model 30, kaliber .45 met twee patroonhouders en een zogenaamde snellader;
- een pistool, merk Glock, model 19, kaliber 9mm, met twee patroonhouders, waarvan een houder was voorzien van 15 patronen, kaliber 9mm;
- een pistool, merk Colt, model Combat, serie 80 MK IV, kaliber .45, voorzien van het serienummer CG03019E, en een patroonhouder met 8 patronen .45 en
- munitie van categorie III, te weten bovengenoemde scherpe patronen en een tray met 25 scherpe patronen .45 voorhanden heeft gehad.
Hetgeen in zaak A onder 2 en 3 en in zaak B meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert de volgende misdrijven op:
zaak A
onder 2
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
onder 3
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
zaak B
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
De op te leggen straffen en maatregel
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht en de inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen deels verbeurd verklaard en deels onttrokken aan het verkeer, een en ander zoals weergegeven in het vonnis waarvan beroep.
Tegen dit vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot dezelfde straffen en maatregel als de rechtbank heeft gedaan.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte is betrokken geweest bij de productie van enorme hoeveelheden van materialen die MDMA en amfetamine bevatten. Verdachte en zijn mededaders gingen daarbij met een grote mate van professionaliteit te werk, hetgeen mede is af te leiden uit de onder hen aangetroffen vuurwapens en grote hoeveelheid geld en gelet op het feit dat gebruik is gemaakt van valse personalia.
De aangetroffen hoeveelheden MDMA en amfetamine waren kennelijk voor de handel bestemd. MDMA en amfetamine zijn voor de gezondheid van gebruikers daarvan zeer schadelijke stoffen en het gebruik ervan is ook bezwarend voor de samenleving onder andere vanwege de daarmee gepaard gaande gepleegde misdrijven.
Daarnaast hebben verdachte en zijn mededader pistolen en daarbij behorende munitie voorhanden gehad. Dit brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich.
Voor de bewezenverklaarde feiten komt slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in aanmerking.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit het Justitiële Documentatieregister van 25 september 2003 is hij niet eerder in Nederland veroordeeld.
Het voorgaande in aanmerking nemend, acht het hof een vrijheidbenemende straf van na te noemen duur passend en geboden.
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- de voorwerpen, genummerd 043 t/m 083, vermeld op de "S.V.O-lijst";
- de voorwerpen, genummerd 01-02 t/m 01-09-007, vermeld op lijst D;
- de voorwerpen, genummerd 03-01-01 t/m 03-01-06, 03-01-08, 03-01-09, 01-01-01 t/m 05-01-01, 03-04-02 t/m 02-03 en 02-03-02 t/m 02-03-04, vermeld op lijst E,
dienen te worden verbeurd verklaard en zijn daarvoor vatbaar, aangezien aannemelijk is dat die voorwerpen aan verdachte toebehoren en het in zaak A onder 2 en 3 bewezenverklaarde met betrekking tot die voorwerpen zijn begaan.
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- de voorwerpen, genummerd C 01-01-01 t/m C B4-12, vermeld op de "S.V.O-lijst";
- de voorwerpen, genummerd 001 t/m 004, vermeld op de "S.V.O-lijst",
dienen te worden onttrokken aan het verkeer en zijn aangezien het in zaak A onder 1 en 2 respectievelijk in zaak B bewezenverklaarde met betrekking tot deze voorwerpen zijn begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
De hiervoor genoemde lijsten zijn aan het arrest gehecht.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 10 en 13a van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de in zaak A onder 2 en 3 en in zaak B tenlastegelegde feiten, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte in zaak A onder 2 en 3 en in zaak B meer of anders is telastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van ZES JAREN.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Verklaart verbeurd:
- de voorwerpen, genummerd 043 t/m 083, vermeld op de "S.V.O-lijst";
- de voorwerpen, genummerd 01-02 t/m 01-09-007, vermeld op lijst D;
- de voorwerpen, genummerd 03-01-01 t/m 03-01-06, 023-01-08, 03-01-09, 01-01-01 t/m 05-01-01, 03-04-02 t/m 02-03 en 02-03-02 t/m 02-03-wa3444 04, vermeld op lijst E.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- de voorwerpen, genummerd C 01-01-01 t/m C B4-12, vermeld op de "S.V.O-lijst";
- de voorwerpen, genummerd 001 t/m 004, vermeld op de "S.V.O-lijst".
Dit arrest is gewezen door de derde meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. Hartsuiker, Kortenhorst en Van Schaardenburg-Louwe Kooijmans tegenwoordigheid van mr. Van Teylingen als griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 november 2003.