ECLI:NL:GHAMS:2003:BC1023

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 april 2003
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
98/04235
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Van Loon
  • mr. Couperus
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Baatbelasting Hilversum en de frontbreedte van onroerende zaken

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 4 april 2003, gaat het om een beroep van X B.V. tegen een uitspraak van de gemeente Hilversum betreffende een aanslag in de Baatbelasting Groest/Kerkstraat e.o. De belanghebbende, eigenaar van een restaurant aan de e-straat 7, had een aanslag ontvangen van ƒ 60.674, die na een verzoek om vermindering was verlaagd tot ƒ 6.457. De gemeente handhaafde de aanslag, wat leidde tot het beroep van de belanghebbende. De zaak werd behandeld op 12 april 2002, waarbij de belanghebbende betoogde dat de aanslag onterecht was opgelegd, met name met betrekking tot de frontbreedte van de onroerende zaak. Het Hof oordeelde dat de gemeentelijke verordening niet voorziet in de situatie waarin een onroerende zaak aan een niet-heringerichte straat grenst, ook al is een strookje grond langs de gevel bestraat met de bestrating van de heringerichte straat. Het Hof concludeerde dat de aanslag moest worden verminderd tot ƒ 3.183,97, en dat de gemeente Hilversum de proceskosten van de belanghebbende moest vergoeden. De uitspraak werd op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken, en belanghebbende werd in het gelijk gesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Veertiende Enkelvoudige Belastingkamer
UITSPRAAK
op het beroep van X B.V. te Z, belanghebbende,
tegen
een uitspraak van het hoofd van de afdeling belastingen van de gemeente Hilversum, verweerder.
1. Loop van het geding
Van belanghebbende is ter griffie een beroepschrift ontvangen op 22 september 1998, ingediend door A RA (B registeraccountants) te P als gemachtigde.
Het beroep is gericht tegen de uitspraak van verweerder, gedagtekend 17 augustus 1998, betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de Baat¬belasting Groest/Kerkstraat e.o. met betrekking tot de onroerende zaak e-straat 7.
Aan belanghebbende is een aanslag opgelegd tot een bedrag van ƒ 60.674. Naar aan-leiding van een verzoek van belanghebbende om toepassing van de regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijkse belasting is deze aanslag bij beschikking van 15 juli 1997 verminderd tot één jaarbedrag ter grootte van ? 6.457. Na bezwaar tegen de aanslag is deze, zoals komen te luiden na de vermindering van 15 juli 1997, bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.
Het beroep strekt tot vernietiging van de uitspraak van verweerder en tot verminde-ring van de aanslag tot een die is gebaseerd op een verschuldigd bedrag van ? 29.919. Verweerder heeft een vertoogschrift ingediend en concludeert tot bevesti-ging van de bestreden uitspraak.
Het beroep is behandeld ter zitting van 12 april 2002. Van het verhandelde ter zitting heeft de griffier een proces verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift aan deze uit-spraak is gehecht. Verweerder heeft, met ter zitting gegeven instemming van belang-hebbende, bij brief van 15 april 2002 een kopie van de verminderingsbeschikking naar het Hof gezonden.
2. De Verordening.
2.1. De gemeenteraad van Hilversum heeft in de openbare vergadering van 9 oktober 1996 de Verordening Baatbelasting Groest/Kerkstraat e.o. (hierna: de Verordening) vastgesteld. In De Gooi en Eemlander van 7 november 1996 is bekendgemaakt dat de Verordening voor een ieder in het raadhuis ter inzage ligt.
De Verordening luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
“ Artikel 1 – Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
a. een onroerende zaak:
1. een gebouwd eigendom, waaronder in ieder geval wordt verstaan een gebouw met eventuele toebehoren en of grond ten aanzien waarvan een splitsing in ap-partementsrechten heeft plaatsgevonden;
2. een ongebouwd eigendom;
3. een samenstel van:
twee of meer aaneengebouwde of aangrenzende gebouwde eigendommen, of:
twee of meer aangrenzende ongebouwde eigendommen; of:
aangrenzende gebouwde en ongebouwde eigendommen; voorzover voor die eigendommen eenzelfde genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, een gerechtigde tot een appartementsrecht hiervan uitgezonderd, wordt aangemerkt als belastingplichtige.
4. een samenstel van:
twee of meer aaneengebouwde of aangrenzende gebouwde eigendommen; of:
aangrenzende gebouwde en ongebouwde eigendommen; voorzover die ei-gendommen deel uitmaken van een onroerende zaak ten aanzien waarvan een splitsing in appartementsrechten, al dan niet in combinatie met een onder-splitsing van een zodanig appartementsrecht, heeft plaatsgevonden.
b. heringerichte openbare ruimte: het gebied zoals is aangeduid op de bij deze verorde-ning behorende kaart.
c. frontbreedte: alle zijden van een onroerende zaak voor zover gelegen aan de herin-gerichte openbare ruimte.
Artikel 2 – Belastbaar feit.
1. Onder de naam “Baatbelasting Groest/Kerkstraat e.o.” wordt in de vorm van een heffing ineens een belasting geheven ter zake van de onroerende zaken gelegen in de gemeente binnen de bolletjes omlijning op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart, die op 1 november 1995 zijn gebaat door de in de tweede lid genoemde voorzieningen die tot stand zijn gebracht door of met mede-werking van het gemeentebestuur.
2. De in het eerste lid bedoelde voorzieningen omvatten het aanleggen/verbeteren van:
a. sierbestrating met inbegrip van profielaanpassingen op de bestaande voorzienin-gen;
b. openbare sierverlichting
c. straatmeubilair;
d. groenvoorzieningen.
Artikel 3 – Belastingplicht.
1. De belasting wordt geheven van degene, die van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 2, eerste lid, het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.
2. (…)
Artikel 4 – Maatstaf van heffing.
1. Maatstaf van heffing is de uitkomst van de volgende formule:
(M x V x T1) + (F x T2)
waarin :
M = de maatstaf van heffing zoals bedoeld in het tweede lid
F = de maatstaf van heffing zoals bedoeld in het derde lid
V = de voorzieningsfactor zoals bedoeld in het vierde lid
T1 = het tarief zoals bedoeld in artikel 5, eerste lid
T2 = het tarief zoals bedoeld in artikel 5, tweede lid
2. De oppervlakte van een onroerende zaak wordt bepaald, op het aantal volle vierkante kadastrale meters van de begane grond – van de onroerende zaak die grenst aan de her-ingericht openbare ruimte – waarbij op hele meters naar beneden wordt afgerond.
3. De frontbreedte wordt bepaald op de lengte gemeten van de kadastrale kaart, van dat deel van een onroerende zaak dat grenst/gelegen is aan de heringerichte openbare ruim-te. De werkelijke lengte wordt hierbij op halve meters naar beneden afgerond. Indien er meerdere zijden, van één onroerende zaak, zijn gelegen aan de heringerichte openbare ruimte die tot stand zijn gebracht door of met medewerking van het gemeentebestuur, geldt de som van alle zijden.
4. De voorzieningsfactor, voor de op in artikel 2 bedoelde kaart, voorkomende onroe-rende zaken welke deels zijn gelegen aan een reeds eerdere heringerichte openbare ruimte, en of die uit hoofde van de verordening baatbelasting Leeuwenstraat/kampstraat reeds een aanslag ontvangen hebben, is aangegeven in de rode kleur en bedraagt: 0,5.
Artikel 5 – Belastingtarief
De belasting bedraagt:
1. voor elke vierkante meter van de heffingsmaatstaf zoals bedoeld in artikel 4, twee-de lid ƒ 50,30
2. voor elke strekkende meter van de heffingsmaatstaf zoals bedoeld in artikel 4, der-de lid ƒ 1.618,67.
Artikel 6 – Regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijks belasting.
1. In afwijking van het bepaalde in artikel 2 wordt op verzoek van de belastingplichtige de belasting geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting gedurende 15 jaren. (…)
(…)
Artikel 14 – Inwerkingtreding en citeertitel.
1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de be-kendmaking.
2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 1997.
3. Zij kan worden aangehaald als “Verordening Baatbelasting Groest/Kerkstraat e.o.”.
2.2. Op 10 december 1992 had de gemeenteraad van Hilversum het “Bekosti-gingsbesluit herinrichting Groest/Kerkstraat e.o.” (hierna: het Bekostigingsbe-sluit) vastgesteld. Dit besluit is op 21 december 1992 in De Gooi en Eemlander bekendgemaakt.
3. Tussen partijen vaststaande feiten.
3.1. Belanghebbende exploiteert een restaurant en is eigenares van de in het centrum van Hilversum gelegen onroerende zaak e-straat 7 (hierna: de onroerende zaak). De onroerende zaak ligt in het bij het Bekostigingsbesluit aangegeven plangebied en tevens in het gebied dat op de bij de Verordening behorende kaart is aangegeven met een bolletjesomlijning. De voorgevel van de onroerende zaak grenst aan de e-straat. De e-straat, voorheen een doorgaande weg, is in het kader van de herinrichting van de winkelstraten in de binnenstad van Hilversum veranderd in een voetgangersgebied in de vorm van een brede promenade, voorzien van sierbestrating, sierverlichting, straatmeubilair en bomenrijen. De zijgevel van de onroerende zaak grenst aan de straat de f-straat, welke straat als zodanig niet is heringericht in vorenbedoelde zin. Wel is een aan deze zijgevel belendend strookje grond in de vorm van een taartpunt, eindigend aan de f-straat op circa 2/3 van de lengte van het perceel van belangheb-bende, bestraat met de bestrating die ook in de e-straat is gelegd. Ter zake van de onroerende zaak is met dagtekening 31 mei 1997 een aanslag Baatbelasting Groest/Kerkstraat e.o. 1997 opgelegd ten bedrage van ƒ 60.674, berekend naar de volgende maatstaf: oppervlakte van 273 m², frontbreedte voorgevel van 10 m, front-breedte zijgevel 19 m en voorzieningsfactor 1.
3.2. Het Bekostigingsbesluit is genomen in samenhang met het op 23 december 1992 door de gemeenteraad vastgestelde ontwikkelingsplan “Binnenstad beter in beeld”. Dit plan voorzag in de verbetering c.q. herinrichting van het winkel- en verblijfsge-bied van de binnenstad van Hilversum. De kosten werden in het Bekostigingsbesluit geraamd op ƒ 9.000.000, waarvan 85% zou worden verhaald op de genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de gebate percelen.
3.3. Belanghebbende heeft een verzoek ingediend als bedoeld in artikel 6 van de Verordening. In verband hiermee heeft verweerder bij beschikking van 15 juli 1997 de aanslag verminderd van ƒ 60.674 naar ƒ 6.457.
3.4. Bij brief van 27 januari 1993 hebben burgemeester en wethouders van Hilver-sum aan belanghebbende geschreven:
“De gemeente is al enige tijd bezig met het plan om de e-straat tussen g-straat en h-straat her in te richten.
(…)
De bedoeling is de e-straat zoveel mogelijk van gevel tot gevel te voorzien van de nieuwe be-strating (…)
Voor een aantal gevels ligt nog een stukje particulier eigendom. Dat is voor uw pand ook het geval.
In de huidige situatie is de grens tussen gemeente-eigendom en uw eigendom niet te zien.
Uw stukje eigendom is in het verleden meebestraat.
Ons voornemen is dit nu weer te doen.
Wij willen ervan uitgaan dat uw stukje eigendom van de nieuwe bestrating wordt voorzien tenzij u ons voor 20 februari 1993 bericht dat u daar niet mee instemt.
De kosten hiervan worden in het totale project meegenomen. Dit betekent dat u hiervoor geen aparte rekening ontvangt.
Wel worden deze kosten betrokken in de baatbelasting.”.
4. Geschil
Tussen partijen is in geschil of de aanslag voor zover die betrekking heeft op de frontbreedte van de zijgevel van de onroerende zaak terecht is opgelegd.
5. Standpunten van partijen
Voor de standpunten van partijen verwijst het Hof naar de gedingstukken en het pro-ces verbaal van de zitting.
6. Beoordeling van het geschil
6.1. De gemeentelijke regelgever heeft er in de Verordening voor gekozen om de onroerende zaken die direct grenzen aan de heringerichte openbare ruimte als gebate onroerende zaken aan te merken. Naar het oordeel van het Hof heeft die regelgever hiervoor in redelijkheid kunnen en mogen kiezen. Dit brengt voor het onderhavige geval mee dat moet worden beoordeeld wat onder de heringerichte openbare ruimte dient te worden verstaan. Dit oordeel spitst zich toe op het antwoord op de vraag of het aan de zijgevel van de onroerende zaak belendende strookje grond, hoewel het is gelegen aan een straat die niet is heringericht, als heringerichte ruimte moet worden beschouwd, enkel en uitsluitend omdat dat strookje is bestraat met de bestrating die ook in een wel heringerichte straat is gelegd.
6.2. Het Hof beantwoordt deze vraag ontkennend. Het voert naar het oordeel van het Hof te ver om te spreken van heringerichte ruimte in een straat die overigens niet is heringericht enkel en alleen omdat een strookje grond langs de gevel van het pand van belanghebbende is bestraat met de bestrating die ook in een wel heringerichte straat is gelegd. Het Hof verwijst in dat verband ook naar de toelichting bij de Veror-dening, in welke toelichting met betrekking tot artikel 4 van de Verordening het vol-gende is opgenomen:
“In combinatie met de frontbreedte, welke uitsluitend geldt voor de onroerende zaak gelegen op de begane grond (het aantal strekkende meters waarmee een onroerende zaak grenst of evenwijdig loopt aan de heringerichte straat (onderstreping door het Hof)) wordt voorkomen dat bepaalde onroerende zaken onevenredig veel baatbelasting betalen.”.
6.3. Aan de omstandigheid dat belanghebbende niet negatief heeft gereageerd op een brief van burgemeester en wethouders van Hilversum van 27 januari 1993 over het voornemen om, evenals bij de vorige gelegenheid, van gevel tot gevel te bestraten en daarbij dus ook een stukje particuliere eigendom, komt te dezen geen betekenis toe. Dat belanghebbende niet heeft gereageerd, houdt niet in dat zij op voorhand instemde met een onjuiste toepassing van de Verordening door verweerder. Dit geldt te meer nu in de brief wordt gesproken over bestrating van gevel tot gevel (wat zich bij het pand van belanghebbende voordoet aan de a-straat, en niet aan de f-straat) en de f-straat niet wordt genoemd.
6.4. Het gelijk is derhalve aan belanghebbende. De Verordening voorziet niet in af-ronding. De oorspronkelijke aanslag diende derhalve als volgt te worden vastgesteld: (273 m² x ƒ 50,30) + (10 x ƒ 1.618,67) = ƒ 29.918,60 (= € 13.576,47).
In verband met het verzoek van belanghebbende om toepassing van artikel 6 van de Verordening dient de onderhavige aanslag te worden verminderd tot 6.457/60.674 x ƒ 29.918,60 = ƒ 3.183,97 (€ 1.444,82).
7. Proceskosten
Nu belanghebbende in het gelijk is gesteld, acht het Hof termen aanwezig verweerder te veroordelen in de proceskosten op de voet van artikel 5a van de Wet administra-tieve rechtspraak belastingzaken. Met inachtneming van het Besluit proceskosten fiscale procedures wordt het bedrag van de proceskosten gesteld op (A.1 en 3 = 2 punten; wegingsfactor C.1 = 1,5; ƒ 710 per punt) 3 x ƒ 710 = ƒ 2.130 (= € 966,55).
8. Beslissing
Het Hof:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden uitspraak
- vermindert de aanslag tot ƒ 3.183,97 (= € 1.444,82);
- veroordeelt verweerder tot vergoeding aan belanghebbende van € 966,55 aan proceskosten en wijst de gemeente Hilversum aan dit bedrag aan belanghebben-de te voldoen;
- gelast verweerder het betaalde griffierecht ad € 36,30 (ƒ 80) aan belanghebben-de te vergoeden.
De uitspraak is vastgesteld op 4 april 2003 door mr. Van Loon, lid van de belasting-kamer, in tegenwoordigheid van mr. Couperus als griffier. De beslissing is op de-zelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.
Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geano-nimiseerde vorm.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden ge-nomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit ge-rechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).
2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.