ECLI:NL:GHAMS:2004:AO4870

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
21-003485-02
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Verheugt
  • A. Dee
  • J. Koksma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meermalen overtreden van de Opiumwet en openlijk geweld tegen personen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 februari 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die meermalen de Opiumwet heeft overtreden en openlijk geweld heeft gepleegd. De verdachte, geboren te [plaats] op [datum], was op dat moment gedetineerd in PI Utrecht. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en het verweer van de raadsman, die aanvoerde dat de redelijke termijn van artikel 6, eerste lid van het EVRM was geschonden, wat zou moeten leiden tot strafvermindering. Het hof oordeelde echter dat er geen sprake was van schending van deze termijn.

De feiten betroffen onder andere het opzettelijk binnenbrengen, verkopen en afleveren van cocaïne in de periode van 1 januari 2001 tot en met 25 juni 2002, alsook het bezit van vuurwapens en het plegen van openlijk geweld tegen een persoon. De verdachte had een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne in bezit en was betrokken bij de verkoop ervan, wat schadelijk was voor de gezondheid van anderen. Het hof heeft ook rekening gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke delicten.

De strafoplegging van vier jaar gevangenisstraf werd gerechtvaardigd door de ernst van de feiten en de impact op de samenleving. Het hof heeft de inbeslaggenomen voorwerpen verklaard voor verbeurdverklaring, onttrekking aan het verkeer en teruggave aan de verdachte, afhankelijk van de omstandigheden. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de rechters de zaak grondig hebben beoordeeld en de verdachte schuldig hebben bevonden aan de hem ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

Parketnummer: 21-003485-02
Uitspraak dd.: 25 februari 2004
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te Amsterdam
zitting houdende te
Arnhem
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Utrecht van 6 november 2002 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum],
thans verblijvende in PI Utrecht - HvB locatie Nieuwegein te Nieuwegein.
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 11 februari 2004 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd dat:
(zie voor de inhoud van de dagvaarding bijlage IIa en voor de inhoud van de wijziging van de telastelegging bijlage IIb)
Indien in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Verweer
Ter terechtzitting is door de raadsman van verdachte aangevoerd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid van het EVRM in de fase van het hoger beroep is geschonden, hetgeen dient te leiden tot strafvermindering.
Het hof is het volgende gebleken:
- op 6 november 2002 heeft de rechtbank Utrecht vonnis gewezen in de zaak van verdachte;
- op 17 april 2003 is de zaak van verdachte in hoger beroep voor het eerst op zitting geweest
bij het gerechtshof te Arnhem. Op verzoek van de raadsman is de zaak op 20 juni 2003 aangehouden om twee reeds eerder gehoorde getuigen door de rechter-commissaris opnieuw te horen;
- op 28 oktober 2003 zijn de getuigen gehoord bij de rechter-commissaris.
Het hof is van oordeel dat het tijdsverloop van de procedure in hoger beroep, geen schending van artikel 6, eerste lid van het EVRM oplevert en derhalver niet noopt tot strafvermindering.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat telastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 telastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Feit 1
Hij in de periode van 1 januari 2001 tot en met 25 juni 2002, te Utrecht en in Nederland, meermalen, telkens tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, en meermalen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt, telkens een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij die wet behorende lijst I.
Feit 2
Hij op 26 juni 2002 te Gouda, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1360 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Feit 3
Hij op 26 juni 2002, te Gouda, vuurwapens van categorie III, te weten een pistool (merk Tanfoglio, voorzien van het opschrift STAR CAL, 6.35 mm), en een pistool (merk PA-63, voorzien van het opschrift CARL WALTHER MODEL PP cal. 9 mm), en munitie van categorie III, te weten 2 patronen 6.35 mm en 21 patronen 22 mm en 5 patronen 9 mm en 16 patronen 9 mm Luger, voorhanden heeft gehad.
Feit 4
Hij op 26 juni 2002 te Utrecht tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 48 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Feit 5
Hij op 03 april 2002 te Utrecht, met een ander, op of aan de openbare weg, op het Smakkelaarsveld, -onverholen en waarneembaar voor ter plaatse aanwezige personen- openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het meermalen stompen/slaan tegen het hoofd en lichaam van die [slachtoffer] en het meermalen met een fles tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer] slaan, welk geweld enig lichamelijk letsel (te weten een hoofdwond) voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven
ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Het medeplegen van :
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder A, van de Opiumwet (oud) gegeven verbod,
meermalen gepleegd;
en
Het medeplegen van:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid, onder B, van de Opiumwet (oud) gegeven verbod,
meermalen gepleegd.
ten aanzien van het onder 2 en 4 bewezenverklaarde:
Telkens:
Het medeplegen van:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid, onder C, van de Opiumwet (oud) gegeven verbod.
ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie (oud), terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III,
meermalen gepleegd;
en
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie (oud),
meermalen gepleegd.
ten aanzien van het onder 5 bewezenverklaarde:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
Het hof acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden- dat verdachte een grote hoeveelheid cocaïne heeft ingevoerd die voor de gezondheid van personen schadelijk is. Verdachte heeft tevens een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne samen met een ander of anderen verkocht aan gebruikers. Op de dag van de aanhouding was verdachte in bezit van een grote hoeveelheid cocaïne en vuurwapens met munitie. Verdachte heeft bijgedragen aan de instandhouding van de verslaving van gebruikers, met alle nadelige gevolgen van dien. Verdachte is in 1996 en 1998 reeds eerder veroordeeld voor soortgelijke delicten, maar heeft geen lering getrokken uit de hem destijds opgelegde straffen. Verdachte heeft voorts samen met zijn vriendin openlijk geweld gepleegd tegen één van de afnemers van de door hem en zijn vriendin verkochte cocaïne.
Naar het oordeel van het hof zijn de door verdachte gepleegde feiten zo ernstig dat alleen een vrijheidsstraf van aanzienlijke duur in aanmerking komt.
De na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu de voorwerpen geheel of grotendeels door middel van het 1, 2 en 4 telastgelegde en bewezenverklaarde zijn verkregen.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
De na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, met betrekking tot welke het onder 1, 2, 3 en 4 telastegelegde en bewezenverklaarde is begaan, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 2(oud) en 10(oud) van de Opiumwet, de artikelen 24, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 47, 57, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 (oud) en 55 van de Wet wapens en munitie.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 telastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
de in beslag genomen voorwerpen
Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
De goederen volgens bijlage IV.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
De goederen volgens bijlage V.
Gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
De goederen volgens bijlage VI.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, nu thans geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt, te weten:
De goederen volgens bijlage VII.
Aldus gewezen door
mr Verheugt, voorzitter,
mrs Dee en Koksma, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr Apotheker, griffier,
en op 25 februari 2004 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Bijlage IV
een autoradio (merk Supertech);
een CD-wisselaar (merk JVC);
een stereoset (merk JVC);
een scanner (merk Atron);
een discman (merk Aiwa);
een noise filter (merk Monacor);
een videoband (merk Aristona);
een horloge (merk Schaffer);
4 verrekijkers (werk Minolta);
een verrekijker (merk Nikon);
een verrekijker (merk Vision); een verrekijker (merk Pallas);
een beeldscherm (merk IBM);
2 telefoons (merk Ericsson);
een weegschaal (merk Tanita);
een zilveren beschuitbus;
een hoeveelheid geld (euro 3,65);
een plastic AH tas; 8 CD's;
een hoeveelheid geld (EURO 42,90);
een hoeveelheid geld (EURO 180,96);
5 telefoons (merk Motorola);
2 telefoons (merk Panasonic);
2 telefoons (merk Nokia);
3 telefoons (merk Swing);
een hoeveelheid geld (EURO 0,27);
een hoeveelheid geld (EURO 34,79);
een telefoon (merk Pocketlijn);
een kluis (merk Lips);
een sigarenkistje (merk Ruysdael);
een sigarenkistje (merk Sumatra);
geld (EURO 811,97);
een zilveren en een gouden annband;
een horloge (merk Rolex);
7 munten;
een etui;
een telefoon (merk Siemens);
een afstandsbediening;
een zakmes en een mes (merk Profi star);
een vulpen;
een ring met 31 steentjes;
een bedieningsinstruktie.
Bijlage V
verdovende middelen/ cocaine (zakje H-61 met enkele witte brokjes en wit poeder ongeveer 3 gram);
verdovende middelen/ cocaine (zakje I-1 met witte brokken en wit poeder ongeveer 48 gram);
68 pillen (5 mg) (merk Symoron);
gebruikersspullen (spiegel, schepje, lepel, mes en aardappelschilmesje);
verpakkingsmateriaal (G-13 stukjes plastic);
gebruikersmateriaal;
methadon (I-33) ;
21 hulzen (B-62);
traangas (merk Nato);
medicijnen (5 mg) (Symoron).
Bijlage VI
een gouden schakel ketting;
een caravan (merk Knaus);
een bestelauto (merk Volkswagen);
opschrijfboekje;
post-it papiertjes;
bescheiden;
een notitieboekje (merk Waterland);
bescheiden (diverse aantekeningen);
post-it;
een A-4 map;
een agenda;
een organizer (merk Psion);
een mapje autopapieren;
een verbandtrommel (merk Pharmaphie);
een zwarte portemonnee (1-48);
bescheiden (1-50) (diverse papiertjes en bankafschrift);
een telefoonboekje (1-51);
bescheiden (1-52) (diverse papieren);
een agenda (1-54) en papieren;
bescheiden (1-56);
bankbescheiden (1-57);
een toilettas;
twee bakjes met schroeven, labels en kleine rommeltjes.
Bijlage VII
een giropas onder naam van [naam];
een Duits paspoort (serienummer [nummer]);
een damestas (1-26 met diverse papieren, GSM Samsung, paspoort [nummer], en
rijbewijs [nummer], kentekenbewijs [kenteken], GSM Nokia en twee messen);
een simkaart (serienummer [nummer]);
een simkaart (merk Dutchtone).