ECLI:NL:GHAMS:2004:AP1924

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 mei 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/01036
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Goes
  • J. Thijssen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens overschrijding van de indieningstermijn in belastingzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 mei 2004 uitspraak gedaan in het beroep van X, belanghebbende, tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. Het beroep betreft de beschikking waarbij de waarde van de onroerende zaak aan de A-straat te Amsterdam is vastgesteld voor het tijdvak van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004. Het beroepschrift van belanghebbende, gedateerd 12 februari 2003, is pas op 13 februari 2003 ontvangen door het gerechtshof. Dit is na de indieningstermijn van zes weken die is vastgesteld in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verbinding met artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. De indieningstermijn eindigde op 11 februari 2003, waardoor het hof oordeelt dat het beroep niet-ontvankelijk is.

Belanghebbende heeft aangevoerd dat de dagtekening van de uitspraak van de heffingsambtenaar op 31 december 2000 ligt, en dat de indieningstermijn pas op 2 januari 2003 zou zijn begonnen. Het hof heeft echter vastgesteld dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de dag van dagtekening van de uitspraak vóór de bekendmaking ligt. Hierdoor is het standpunt van belanghebbende onjuist. Bovendien heeft belanghebbende niet aangetoond dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, waardoor het hof geen reden ziet om de niet-ontvankelijkverklaring achterwege te laten.

Tijdens de zitting heeft de verweerder aangegeven dat het raadzaam is dat een taxateur van de gemeente opnieuw met belanghebbende over de waarde van de woning in gesprek gaat. Het hof heeft geen termen gezien om verweerder te veroordelen in de proceskosten, aangezien belanghebbende niet ontvankelijk is verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. M. Goes, lid van de belastingkamer, en mr. J. Thijssen als griffier, en is ter openbare zitting uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Tiende Enkelvoudige Belastingkamer
PROCES-VERBAAL
van de mondelinge uitspraak in het beroep van X te Z, belanghebbende,
tegen
de uitspraak met dagtekening 31 december 2002 van de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder, betreffende de beschikking waarbij de waarde van de onroerende zaak A-straat te Amsterdam is vastgesteld voor het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004.
Het beroep is behandeld ter zitting van 4 mei 2004.
Beslissing
Het Hof verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Gronden
1. Van belanghebbende is ter griffie van het gerechtshof een beroepschrift, gedagtekend 12 februari 2003, ontvangen op 13 februari 2003, gericht tegen de uitspraak van verweerder, gedagtekend 31 december 2002, betreffende een beschikking waarbij de waarde van de onroerende zaak A-straat te Amsterdam is vastgesteld voor het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004.
2. Op grond van de stukken is komen vast te staan dat het beroepschrift niet is ontvangen binnen de bij artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in verbinding met artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde indieningstermijn van zes weken na de dag van dagtekening van de uitspraak. Gelet op de dagtekening van het beroepschrift, is aannemelijk dat dat het beroepschrift niet binnen genoemde indieningstermijn, die op 11 februari 2003 eindigde, ter post is bezorgd.
3. Belanghebbende heeft gesteld dat van overschrijding van de indieningstermijn geen sprake is. Immers de uitspraak van de verweerder is - aldus belanghebbende - gedagtekend 31 december 2000, hetgeen betekent dat de eerste dag na de dagtekening (te weten 1 januari 2003) een zon- of feestdag is, zodat de indieningstermijn eerst op 2 januari 2003 is gaan lopen en derhalve eerst op 12 februari is geëindigd.
4. Nu belanghebbende niet gesteld heeft en ook niet aannemelijk is dat de dag van dagtekening van de uitspraak is gelegen vóór de dag van de bekendmaking, is belanghebbendes onder 3 weergeven standpunt, gelet op artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, onjuist.
5. Belanghebbende heeft niet gesteld of aannemelijk gemaakt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Voor het op de voet van artikel 6:11 van de Awb achterwege laten van de niet-ontvankelijkverklaring omdat redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat de indiener in verzuim is geweest, heeft het Hof mitsdien geen reden. Het Hof komt derhalve niet toe aan de beoordeling van de inhoud van het beroep.
6. Ter zitting heeft verweerder toegezegd dat hij het raadzaam acht - gelet op belanghebbendes inhoudelijke bezwaren tegen de WOZ-beschikking - dat een taxateur van de gemeente nog eens met belanghebbende over de waarde van de woning gaat praten en dat deze de woning zo nodig gaat bezichtigen.
Proceskosten
Nu belanghebbende niet ontvankelijk wordt, acht het Hof geen termen aanwezig verweerder te veroordelen in de proceskosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
De uitspraak is gedaan op 18 mei 2004 door mr. Goes, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Thijssen als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, door genoemd lid van de belastingkamer en de griffier ondertekend.
Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm.
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak is een griffierecht verschuldigd. Na het verzoek tot vervanging ontvangt U van de griffier een nota griffierecht.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.