ECLI:NL:GHAMS:2004:AP8393
Gerechtshof Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. Goes
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2001 met betrekking tot een doorlopend krediet
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 2 juni 2004 uitspraak gedaan in het beroep van belanghebbende X tegen de uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst B, betreffende de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2001. Belanghebbende had aangifte gedaan van een verzamelinkomen van € 50.614, waarbij hij een bedrag van € 7.797 als rente van schulden ten behoeve van de eigen woning had opgenomen. De inspecteur had echter een definitieve aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van € 51.447, waarbij hij de rentekosten over een doorlopend krediet van € 13.611 niet in aftrek had toegelaten.
De kern van het geschil was of de rente van € 833, die belanghebbende verschuldigd was, kon worden aangemerkt als rente die betrekking had op een schuld ten behoeve van de eigen woning volgens artikel 3.120 van de Wet inkomstenbelasting 2001. Tijdens de zitting op 19 mei 2004 heeft de inspecteur aangegeven dat hij het aannemelijk vond dat de lening in 1983 voor de eigen woning was aangewend, maar stelde dat deze in de loop der tijd was afgelost. Belanghebbende betwistte dit en stelde dat hij de lening volledig voor zijn woning had gebruikt en deze niet had afgelost.
Het Hof oordeelde dat de bewijslast bij belanghebbende lag om aan te tonen dat de lening in 1983 voor de verwerving, verbetering of onderhoud van de woning was aangewend. Het Hof kwam tot de conclusie dat de inspecteur niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling dat de lening was afgelost. Daarom werd het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de aanslag verminderd tot een belastbaar inkomen van € 50.614. Tevens werd de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 10.
De uitspraak benadrukt dat de bewijslast voor leningen die vóór 1 januari 2001 zijn aangegaan, niet geldt, en dat belastingplichtigen mogen vertrouwen op de acceptatie van dergelijke leningen door de belastingdienst onder de Wet op de inkomstenbelasting 1964. De uitspraak is gedaan door mr. M. Goes, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Thijssen als griffier.