ECLI:NL:GHAMS:2004:AR0019
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- C. Clement
- A. Voncken
- M. Driessen-Poortvliet
- Rechtspraak.nl
Verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en schenking met uitsluitingsclausule
In deze zaak gaat het om de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen een man en een vrouw na hun echtscheiding. De man is in hoger beroep gekomen tegen een eerdere beschikking van de rechtbank te Amsterdam, waarin werd bepaald dat een schenking van zijn moeder aan hem, die op zijn girorekening was bijgeschreven, in de gemeenschap van goederen moest worden betrokken. De schenking, die op 31 januari 2001 had plaatsgevonden, was door de moeder aangeduid als 'schenking 2001 privé'. De man stelde dat deze schenking op grond van een uitsluitingsclausule buiten de gemeenschap viel, terwijl de vrouw betoogde dat de schenking, gezien de eerdere schenkingen aan de gemeenschappelijke huishouding, wel degelijk in de gemeenschap moest worden betrokken.
Het hof heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de expliciete vermelding van de schenking door de moeder op het bankafschrift de intentie van de schenker weergaf, namelijk dat de schenking buiten de gemeenschap van goederen zou vallen. Het hof oordeelde dat de vrouw niet kon stellen dat de man de schenking op grond van redelijkheid en billijkheid in de gemeenschap moest inbrengen, omdat dit niet voortvloeide uit de eerdere schenkingen. De beslissing van de rechtbank werd gedeeltelijk vernietigd, en het hof bepaalde dat de vrouw een bedrag van € 2.616,25 aan de man moest uitkeren, in plaats van het eerder vastgestelde bedrag van € 9.268,71.
De uitspraak benadrukt het belang van de intentie van de schenker bij het bepalen of een schenking al dan niet in de gemeenschap van goederen valt, en bevestigt dat een uitsluitingsclausule kan worden verbonden aan een schenking zonder dat daar specifieke vormvereisten aan zijn verbonden. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 15 juli 2004.