ECLI:NL:GHAMS:2004:AR2679
Gerechtshof Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Mr. Van de Merwe
- Rechtspraak.nl
Navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2000
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 2 september 2004 uitspraak gedaan in het beroep van belanghebbende X tegen de uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst. Het betreft een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2000. Belanghebbende had aangifte gedaan van een belastbaar inkomen van € 64.234 en verzocht om toepassing van tariefgroep 3. De inspecteur had echter een navorderingsaanslag opgelegd naar aanleiding van een correctie bij de aangifte van de echtgenote van belanghebbende, die een negatief belastbaar inkomen had van € 2.679. De inspecteur stelde dat de navorderingsaanslag van belanghebbende terecht was opgelegd, omdat er te weinig belasting was geheven door een onjuiste toepassing van belastingvrije sommen.
Tijdens de zitting op 19 augustus 2004 werd het beroep van belanghebbende behandeld. Het Hof oordeelde dat de door belanghebbende aangevoerde omstandigheden, waaronder het ontbreken van een nieuw feit met betrekking tot de navorderingsaanslag van zijn echtgenote, niet meebrachten dat de navorderingsaanslag van belanghebbende vernietigd moest worden. Het Hof baseerde zijn oordeel op artikel 16 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 55 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, waarin wordt gesteld dat navordering kan plaatsvinden in gevallen waarin te weinig belasting is geheven.
Het Hof concludeerde dat het daadwerkelijk genoten inkomen van belanghebbende hoger was dan de basisaftrek, en dat de belastingvrije som bij de berekening van de verschuldigde belasting onjuist was toegepast. Daarom werd de navorderingsaanslag als terecht opgelegd beschouwd. De uitspraak werd gedaan door mr. Van de Merwe, lid van de belastingkamer, en de beslissing werd ter openbare zitting uitgesproken. Het Hof achtte geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling, aangezien belanghebbende in het ongelijk werd gesteld.